Samenvatting
Jaarlijks worden er in Nederland circa 900.000 fietsen gestolen. Fietsdiefstal is daarmee veel voorkomende criminaliteit bij uitstek. Vanaf het begin van de jaren tachtig is door de overheid en de rijwielbranche op verschillende manieren geprobeerd de omvang van fietsdiefstal terug te dringen. Er is gewerkt aan de introductie van verschillende vormen van fietsregistratie (zoals de postcodegravering en de Nationale Fietsregistratie), aan het inrichten van bewaakte stallingen, en er zijn diverse lokale en regionale projecten tegen fietsdiefstal opgezet Tot dusverre hebben deze maatregelen echter niet tot de gewenste resultaten geleid.
Een belangrijk terrein voor preventie is het stimu]eren van het gebruik van goede fietssloten door fietsbezitters. Consumenten hebben daarvoor inzicht nodig in de kwaliteit van de verschillende fietssloten die er op. de markt zijn. Fietssloten worden in Nederland getest door TNO in opdracht van de Stichting Diefstalpreventie Tweewielers. Zij dienen aan bepaalde eisen te voldoen (waaronder een in tijd uitgedrukte bestendigheid tegen het kraken of open breken van het slot) willen ze in aanmerking komen voor het certificaat 'Goedgekeurd slot'. In de testprocedures probeert TNO zoveel mogelijk aan te sluiten bij de dagelijkse praktijk (de modus operandi) van fietsdieven. Over deze modus operandi is echter weinig bekend.
Om een betere afstemming te verkrijgen tussen beleid gericht op de preventie van fietdiefstal (waaronder het testen van sloten) en de dagelijkse prakijk van fietsdieven heeft Regioplan onderzoek advies en informatie in opdracht van het Ministerie van Justitie een onderzoek uitgevoerd naar de werkwijze (de modus operandi) van fietsdieven. In dit onderzoek is tevens een poging gedaan om transacties op. de markt voor gestolen fietsen in kaart te brengen.
Allereerst is informatie verzameld bij slachtoffers van fietsdiefstal. In november 1994 is een telefonische enquête gehouden onder 3300 respondenten in Amsterdam, Tilburg en de Overijsselse plattelandsgemeenten Raalte en Wierden. Aan hen zijn vragen geste]d over slachtofferschap (en daderschap) van fietsdiestal. Van de 3300 respondenten waren er in de periode van januari 1994 tot november 1994 440 slachtoffer van fietsdiefstal geworden. 261 Respondenten gaven aan tenminste eenmaal in hun leven ook een fiets te hebben gestolen. De slachtoffers is uitgebreid gevraagd naar de omstandigheden waaronder hun fiets werd gestolen en de preventieve maatregelen die ze hadden genomen om de diefstal te voorkomen.
De uitkomsten van de enquête laten zien dat de helft gestolen fietsen overdag, en de andere helft 's avonds of 's nachts werd gestolen Twee derde van de fietsen werd bovendien gestolen op een plaats waar de fiets zichtbaar voor voorbijgangers gestald was. De helft van de slachtoffers had zijn fiets ten tijde van de diefstal met meer dan een slot afgesloten en meer dan de helft had zijn fiets bevestigd aan de vaste wereld (boom, paal, hek, fietsenrek, brugleuning en dergelijke). Met andere woorden veel respondenten hadden redelijk uitgebreide veiligheidsmaatregelen genomen, maar werden desondanks slachtoffer van fietsdiefstal.
De enquêtegegevens leverden een eerste inzicht op. in de omstandigheden van fietsdiefstal. Voor verdergaande kennis zijn we bij de fietsdieven zelf te rade gegaan. Er zijn persoonlijke interviews gehouden met 38 fietsdieven afkomsstig uit Amsterdam en Tilburg en omstreken. Zij zijn getraceerd met medewerking van de politie, het Openbaar Ministerie, verschillende huizen van bewaring, bureau HALT en consultatie bureaus voor Alcohol en Drugs. Aanvullend op de mondelinge interviews werden er zes fietsdieven telefonisch ondervraagd. In totaal 44 daders van fietsdiefstal zijn dus uitvoerig ondervraagd over hun modus operandi.
Er blijken vier typen fietsdieven actief te zijn, die zich van elkaar onderscheiden in de frequentie waarmee zij fietsen stelen (weinig, middelmatig, veel), en het doel van de fietsdiefstal (eigen gebruik of verkoop). Incidentele fietsdieven en gelegenheidsdieven stelen in hoofdzaak voor eigen gebruik.
Incidentele dieven stelen in hun hele leven één of enkele fietsen, gelegenheidsdieven stelen regelmatig een fiets, oplopend tot enkele honderden fietsen in totaal. Professionele fietsdieven en verslaafde fietsdieven stelen fietsen voor de verkoop Voor verslaafde fietsdieven is fietsdiefstal vaak de belangrijkste bron van inkomsten. Zij stelen dan ook veel fietsen: één van onze respondenten kwam tot dertig diefstallen per dag. Professionele dieven verwerven hun inkomsten uit verschillende criminele activiteiten en zij doen fietsdiefstal er als het ware bij. Ze stelen regelmatig één of een partij fietsen en maken zich net als gelegenheidsdieven in totaal gedurende hun criminele carière, schuldig aan enkele honderden fietsdiefstallen
Gelegenheidsdieven stelen in het algemeen 'gewone' (stads-)fietsen die ze gebruiken tot de fiets iets mankeert of weer gestolen wordt, waarna ze een andere fiets stelen. Ze stelen alleen fietsen die met een eenvoudig slot beveiligd zijn dat ze zonder te veel moeite kunnen openbreken. Het gebruik van (meer dan één) goede sloten weerhoudt hen er dikwijls van een fiets te stelen
Professionele dieven doen voornamelijk mooie, dure en trendy fietsen. Ze gebruiken hiervoor relatief zwaar gereedschap als een betonschaar, of nemen de fiets gesloten mee naar huis en maken hem daar met een slijptol open. Professionele fietsdieven laten zich in hun modus operandi niet leiden door het aantal of soort sloten waarmee een fiets op slot staat. Ze beschikken immers over gereedschap waarmee elk slot te kraken is en letten daarom alleen op. de kwaliteit van de fiets die ze stelen. De gestolen fietsen worden (al dan niet op. bestelling afgezet bij helers, of binnen een 'via-via netwerk' van familie en kennissen.
Verslaafde fietsdieven stelen voornamelijk 'gewone' stadsfietsen. In tegenstelling tot professionele fietsdieven gebruiken zij met name eenvoudig gereedschap om fietssloten te forceren. Doordat fietsdiefstal voor hen een soort beroep is (ze zijn er eigenlijk de hele dag mee in de weer) zijn ze enorm handig in het openbreken van sloten en zijn ze dikwijls sneller dan de eigenaar van de fiets met zijn sleuteltje is. ln de meeste gevallen hebben zij zich gespecialiseerd in het kraken van bepaalde typen sloten, en laten zij bij voldoende keuze de rest staan. Het Inaakt hen in principe niet uit met hoewel sloten een fiets op slot staat, of dat hij vast staat aan de vaste wereld. Dit laatste vinden ze soms zelfs wel zo makkelijk. Verslaafden verkopen de gestolen fietsen aan helers of op straat. Ze ontvangen hiervoor een aanzienlijk geringer bedrag dan professionele dieven, enerzijds doordat ze goedkopere fietsen stelen, maar ook doordat ze als gevolg van hun verslaving vaak in acute geldnood zitten, en kopers hiervan profiteren door zo min mogelijk voor de fiets te betalen.
Sociale controle blijkt alleen een preventieve invloed te hebben op incidentele fietsdieven en op een deel van de gelegenheidsdieven, namelijk de jongeren die regelmatig een fiets stelen als ze een avondje uit zijn geweest en geen eigen vervoer hebben. Verslaafden, professionele dieven en de overige gelegenheidsdieven trekken zich nauwelijks iets aan van de aanwezigheid van voorbijgangers.
Gegevens van slachtoffers van fietsdiefstal en fietsdieven tesamen leveren een beeld op van de wijze waarop en omstandigheden waaronder in Nederland fietsen worden gestolen. Op het eerste gezicht lijken preventieve maatregelen a]s sociale controle, en het gebruik van goedgekeurde fietssloten, het gebruik van meer dan een slot en het vastetten van een fiets aan de vaste wereld slechts een beperkt effect te hebben op het slachtofferschap van fietsdiefstal. Dit is echter maar voor een deel waar. Preventie kan wel degelijk een effect hebben Zo worden uit bewaakte fietsstallingen bijvoorbeeld weinig fietsen gestolen, terwijl zowel gelegenheidsdieven als verslaafde fietsdieven in eerste instantie zoeken naar fietsen die met een of meer relatief zwakke sloten zijn afgesloten. Fietsdieven hebben eigenlijk altijd genoeg keuze. Er staan meer fietsen buiten dan in en bewaakte stalling, en er zijn legio fietsen die met een slecht slot afgesloten zijn
De uitkomsten van het onderzoek geven aanleiding tot enkele aanbevelingen voor beleid en testprocedures.
De bestaande adviezen aan fietsbezitters verdienen aanscherping. Indien ze op een verkeerde manier worden toegepast, kunnen ze het de fietsdieven zelf gemakkelijker maken in plaats van moeilijker. In testprocedures moet men er rekening mee houden dat fietsdieven enorm vindingrijk, handig en geoefend zijn. Als er een nieuw slot op de markt komt oefenen ze dikwijls net zo lang tot ze weten hoe het slot gekraakt kan worden, en vervolgens maken ze zich deze techniek eigen. In de loop van de tijd verspreidt deze kennis zich onder fietsdieven, niet doordat ze haar aan elkaar overdragen, maar doordat ze het elkaar zien doen, of de opengebroken sloten die ze op straat zien liggen bestuderen en er dan zelf op gaan oefenen. De handigheid en ervaring van fietsdieven moet bij het testen van sloten niet onderschat worden. Tevens dient het gereedschap dat bij testprocedures gebruikt wordt aangepast te worden am het gereedschap zoals we dat in de praktijk tegenkomen.
Concreet betekent dit voor testprocedures het volgende:
a Fietsdieven gebruiken niet altijd voor de hand liggend gereedschap. Zwaar gereedschap wordt soms versleuteld tot een handzaam formaat. Hier dient men in testprocedures rekening mee te houden.
b In het algemeen volstaat een test waarbij iemand een paar uur met een slot bezig is niet om de praktijk van fietsdieven, en daarmee de veiligheid van het slot te testen. Voordat ze er aan beginnen hebben fietsdieven vaak al een idee hoe ze het slot open kunnen krijgen doordat ze het iemand anders hebben zien doen, of op. straat een opengebroken slot hebben zien liggen. Ze oefenen vervolgens net zo lang tot het hen zelf ook lukt. Daar investeren ze desnoods veel tijd in.
c Ook voor het peuteren in slothuizen geldt dat fietsdieven vaak veel tijd investeren in het ontdekken van een manier waarop ze het slot open kunnen breken. Het testen van slothuizen of mechanieken vraagt daarom veel tijd, geduld en aandacht.
Overheidsbeleid met betrekking tot (de preventie van) fietsdiefstal zou zich op basis van deze bevindingen op. de volgende punten kunnen richten:
a Allereerst verdient het aanbeveling samen met de slotenfabrikanten en TNO te werken aan het ontwerp van een gebruiksvriendelijk, en niet te duur slot. Fietsbezitters (slachtoffers) uit onze enquête bleken in het algemeen niet heel veel geld aan sloten uit te geven, terwijl uit de interviews met daders bleek dat dure sloten ook niet altijd een garantie bieden tegen fietsdiefstal. Een voorbeeld van een relatief goed en goedkoop slot is het stevige(AXA, Trelock, Hema et cetera) fingslot. Het is dan ook raadzaam om eenvoudige en goedkope oplossingen te zoeken.
b Tevens is het verstandig het aantal en gebruik van bewaakte fietsstallingen verder te stimuleren. Met name in de grote steden kan van een netwerk van bewaakte rijwielstallingen een preventieve werking uitgaan. Tegelijkertijd tekent zich hier echter een dilemma af. Er zullen altijd fietsen zijn die niet in een stalling staan (al was het maar vanwege ruimtegebrek, waardoor fietsdieven hun praktijk gewoon kunnen voortzetten. Zou daarentegen iedereen zijn fiets in een bewaakte stalling zetten dan zijn vanaf dat moment de diefstal uit stallingen stijgen, en bieden zij weer minder bescherming. Sowieso zullen nieuwe stallingen, om het gebruik ervan te stimuleren, laagdrempelig en gebruikersvriendelijk moeten zijn. (goedkoop, één abonnement voor de hele stad (eventueel gekoppeld aan een OV-kaart, voldoende stallingsplaatsen en dergelijke).
c De bestaande aanbevelingen aan fietsbezitters over maatregelen die zij zelf kunnen nemen om fietsdiefstal te voorkomen, moeten worden aangescherpt. De huidige aanbevelling om een fiets binnenshuis of bewaakt te stallen moet zeker gehandhaafd blijven.
Bij buitenshuis stallen zijn het gebruik van meer dan een slot en het vastzetten van een fiets aan de vaste wereld beide op. zich wel verstandig, maar deze aanbevelingen verdienen aanscherping. Het vastzetten aan de vaste wereld moet bij voorkeur zodanig gebeuren dat het torderen van sloten bemoeilijkt wordt. Dit kan gebeuren door toepassing van strak aangebrachte sloten met zo min mogelijk ruimte voor het plaatsen van een hefboom (breekijzer, betonijzer en dergelijke) Staat de fiets buiten op straat dan is bij de huidige stand van zaken een stevig ringslot aan te raden in combinatie met een goede gehard stalen ketting met stevig discusslot, of eventueel een beugel. Het kettingslot kan om het voorwiel, frame en aan de vaste wereld vastgemaakt worden, een beugelslot kan vaak beter alleen om het voorwiel en het frame bevestigd worden. Beugelsloten die net aan passen zijn altijd beter dan grote beugelsIoten die ruim om het wiel en frame hangen. Mooie, nieuwe trendy fietsen zouden altijd (met een zware ketting en stevig discusslot) aan de vaste wereld vastgezet moet worden.
Verder zou elk bezitter van een damesfiets haar of zijn fiets in elk geval op één onderdeel moeten checken, namelijk op de wijze waarop frame, achtervork en zadelpen met elkaar verbonden zijn. Is er sprake van een gelaste verbinding dan is er niets aan de hand, zitten deze onderdelen echter met bout en moer aan elkaar vast dan moet de fietser goed op letten als hij zijn fiets ergens aan vast zet. Als een ketting- of beugelslot bij laatstgenoemde fietsen alleen om het frame of de achtervork en bijvoorbeeld een brugleuning wordt bevestigd, dan kan elke fietsdief de fiets door één moer los te draaien meenemen. Bij zulke fietsen is het verstandig het slot altijd ook door het voor- of achterwiel heen te halen.
Verder geldt dat de aanbeveling om, bij afwezigheid van een bewaakte stalling, een fiets vooral in het zicht van voorbijgangers te plaatsen tamelijk zinloos is. Van de aanwezigheid van voorbijgangers trekken veel fietsdieven zich niet of nauwelijks iets aan.
d Bij het ontwikellen van preventieve maatregelen moet niet alleen naar de kwaliteit van fietssloten of stallingsvoorzieningen afzonderlijk gekeken worden; sloten en aanbindmogelijkheden moeten in onderlinge samenhang worden gezien zodat het torderen van sloten zo veel mogelijk wordt belemmerd.
Geraadpleegde literatuur
Een goed fietsslot is duur....maar een duur slot is niet altijd goed. In: Consumentengids maart 1994
Grapendaal, M., Ed. Leuw en J.M Nelen (1991), De economie van het drugsbestaan. Criminaliteit als expressie van levensstijl en loopbaan. Arnhem (Gouda Quint)
Homburg, G.H J. P.H. Renooy en E. van Straten (1990), Profijt van criminaliteit. Fietsendiefstal en heling in de horeca in Amsterdam. Arnhem (Gouda quint)
Homburg, G.H.J. (1991), Haalbaarheid en effectiviteit van fietsregistratie. Amsterdam (Regioplan)
Homburg, G.H.J. (199Zi, Kwaliteit van postcodegravering. Amsterdam (Regioplan)
Homburg, Ger, Judith Kilsdonh en Bob van Waveren (1994), Evaluatie van het Proefproject Fietsendiefstal BG-Terrein. Amsterdam (Regioplan)
Junger, M. en M. Zeilstra t1989). Deviant gedrag en slachtofferschap onder jongens uit etnische minderheden 1. Arnhem (Gouda Quint)
Junger-Tas, J., M. Kruissink tl 987 i, Ontwikkeling van jeugdcriminaliteit. WODC/Ministerie van Justitie, Den Haag 1987
Masterplan Fiets (1990), Ministerie van Verkeer en Watenstaat, Den Haag 1991
Op weg met de Nederiandse fietser 7 (1994). Bunnik (BOVAG)
Roell, A. (1986), Een inventarisatie van heling in Nederland. Den Haag (Ministerie van Justitie}WODC)
Scott Martin (1994), Ripped off! In the time it takes you to read this headline, this man can steal your bike. In: Bicycling, augustus 1994, pp. 40 45