Gebruik en gebruikers
van
De Digitale Stad van Amsterdam
Werkstuk Dennis Beckers
Sociaal Wetenschappelijke Informatica
Faculteit der psychologie
Universiteit van Amsterdam
Begeleid door Peter van den Besselaar
2e beoordelaar Carolien Metselaar
februari 1998
Inleiding
*Hoofdstuk 1. Virtuele gemeenschappen
*1.1 Virtualiteit
*1.2 (virtuele) gemeenschappen
*1.3 De geschiedenis van communicatie-netwerken
*Hoofdstuk 2. De Digitale Stad van Amsterdam
*2.1 Een korte wandeling
*2.2 De toekomst
*2.3 Andere digitale steden in Nederland
*Hoofdstuk 3. Onderzoek
*Hoofdstuk 4. Resultaten
*4.1 Kenmerken van gebruikers
*4.2 Het gebruik van DDS
*4.2.1 DDS en het Internet
*4.2.2 Functies van DDS
*4.3 Verbanden tussen gebruikerskenmerken en manieren van gebruik
*4.3.1 Verschillende categorieën gebruikers
*4.3.2 Factor analyse
*4.3.3 Anovaās van factorscores
*Conclusie
*Literatuur
*Appendix A. resultaten onderzoek 1994
*Appendix B. Digitale steden, gemeenten en regioās in Nederland
*
Op 15 januari 1994 kreeg Nederland er een nieuwe stad bij: De Digitale Stad (DDS) van Amsterdam. Deze stad lijkt in veel opzichten op een gewone stad: er wonen mensen, er worden huizen gebouwd, inwoners maken contact en praten met elkaar. Toch zijn er ook een aantal verschillen: de stad is op geen kaart te vinden en heeft geen geografische locatie. In feite bestaat DDS alleen in het geheugen van een computer.
Mede door het ontstaan van het Internet is in de loop van de tijd de manier waarop de computer gebruikt wordt veranderd. De eerste 25 jaar van het bestaan werd de computer vrijwel alleen ingezet voor het maken van berekeningen en het bijhouden van grote administraties. Toen in de jaren Ī70 hardware steeds krachtiger en goedkoper werd, begon de computer een opmars op het bureau, met toepassingen als de tekstverwerker, spreadsheet en andere applicaties om de persoonlijke productiviteit te verhogen. Sinds het begin van de jaren tachtig heeft de computer er weer een taak bij gekregen: het functioneren als medium voor menselijke interactie. Dit opent de mogelijkheid voor personen die door afstand of tijd gescheiden zijn elkaar te ontmoeten via de computer. Computergebruikers komen samen met anderen om boodschappen uit te wisselen, te discussieren, hulp te vragen, adviezen te geven en samen spelletjes te spelen in MUDs. Dit kan de gebruikers van deze systemen een gevoel geven deel van een groep te zijn.
Halverwege de jaren ā80 ontstonden in de Verenigde Staten de eerste virtuele gemeenschappen. Dit werd mogelijk door het in de jaren ā70 ontwikkelde ARPANET, de voorloper van het Internet. De wetenschappers die dit systeem ontwikkelden, wisselden onderzoeksgegevens uit, maar ook persoonlijke berichten. Zij voorspelden al het ontstaan van virtuele gemeenschappen, gebaseerd "not on common location, but on common interest." (Rheingold, van Internet).
DDS van Amsterdam was oorspronkelijk opgezet als discussieplek voor de aankomende verkiezingen van 1994 en zou als proef zes weken bestaan. De stad was meteen een groot succes. De proef werd verlengd en uiteindelijk bezochten binnen tien weken ongeveer 10.000 mensen de stad en waren alle modems in Amsterdam en omstreken uitverkocht. Door dit succes werd besloten om DDS te laten voortbestaan. De stad is met ruim 50.000 gebruikers inmiddels een van de grotere virtuele gemeenschappen in de wereld.
De vraag die ik in dit werkstuk zal proberen te beantwoorden is of er in de loop van de twee jaar van het bestaan van DDS een virtuele gemeenschap is ontstaan. Voor het beantwoorden van deze vraag is in mei en juni 1996 in samenwerking met DDS van Amsterdam een onderzoek gehouden onder de gebruikers van de stad. Het eerste hoofdstuk zal ingaan op computergebaseerde communicatiesystemen en virtuele gemeenschappen in het algemeen. Hoofdstuk twee beschrijft de mogelijkheden en de interface van DDS van Amsterdam. In hoofdstuk drie wordt de manier waarop het onderzoek gehouden is beschreven. Het laatste hoofdstuk presenteert de resultaten, waarbij deze waar mogelijk vergeleken worden met een beperkter, maar vergelijkbaar onderzoek eerder gehouden bij DDS. Het werkstuk wordt afgesloten met een conclusie.
Dit onderzoek had niet uitgevoerd kunnen worden zonder de medewerking van DDS van Amsterdam. Ik wil hierbij alle medewerkers hartelijk bedanken, in het bijzonder Joost Flint en Nina Meilof.
Daarnaast wil ik Peter van den Besselaar bedanken voor hulp en adviezen en Carolien Metselaar voor haar bemoedigende woorden tijdens het schrijven van dit werkstuk.
Hoofdstuk 1. Virtuele gemeenschappen
"During the agricultural revolution, human labour was the driving force of society and land the measure of wealth. In the industrial revolution, capital was the driver and the artefacts the measure of wealth. The information revolution will be different ö knowledge will be the driving force of society and access the measure of success." (R.C.Heterick, 1997)
Om de vraag te beantwoorden of in DDS een virtuele gemeenschap is ontstaan, moet eerst duidelijk zijn wat precies onder een Īvirtuele gemeenschapā verstaan wordt. Hiertoe zal in deze paragraaf de term Īvirtueelā worden behandeld en in de volgende paragraaf de term Īgemeenschapā.
In de twintigste eeuw hebben zich grote sociale veranderingen voltrokken, mede veroorzaakt door snelle technologische ontwikkelingen
"Modern social life is characterised by the profound processes of the reorganisation of time and space, coupled to the expansion of disembedding mechanisms ö mechanisms which price social relations free from the hold of specific locales, recombining them across wide time-space distances. The reorganisation of time and space, plus the disembedding mechanisms, radicalise and globalise pre-established institutional traits of modernity; and they act to transform the content and nature of day-to-day social life." (Giddens, 1991)
Wat betreft de sociale samenhang in gemeenschappen zijn twee tegengestelde ontwikkelingen te zien. De samenhang tussen mensen is door desintegratie van traditionele gemeenschappen minder sterk geworden; men leeft geïsoleerder en individueler dan aan het begin van deze eeuw, ondanks, of misschien dankzij, de stijgende populatiedichtheid.
Aan de andere kant brengen de elektriciteit, elektronica en recentelijk computer-gebaseerde communicatiesystemen (CGC) mensen juist dichter bij elkaar. Sinds de uitvinding van de telefoon is het net zo gemakkelijk om te spreken met iemand aan de andere kant van de wereld als met de buren. CGC biedt nog meer mogelijkheden dan de telefoon; McLuhanās Īglobal villageā wordt met de dag meer werkelijkheid.
CGC wordt pas de laatste tien jaar op grote schaal gebruikt en is dus een relatief nieuw fenomeen. Het heeft volgens verschillende auteurs (Rheingold, 1997, Barlow, 1994) het potentieel om de menselijke noties van plaats en fysisch Īzijnā te veranderen. Dit wordt veroorzaakt door het beschikbaar komen van snelle wereldwijde digitale netwerken, waarmee de geografische locatie niet meer van belang is voor het verzenden van informatie. Dit is geen unieke eigenschap van CGC, dezelfde observatie werd gedaan bij de introductie van de telefoon en daarvoor de telegraaf. Ook deze technische middelen hebben invloed gehad op de manier waarop mensen samenleven.
"What we call Īcommunityā used to be limited to face-to-face dialogue among people in the same physical space, a dialogue that reflected mutual concerns and a common culture. Today, neither community nor dialogue is restricted to a geographical place. Modern media have expanded our sense of place by reallocating space and time. In the past, personal relationships relied on meeting at a cafe, signing a contract together, shaking hands, or interacting in the village square. With the advent of the fax machine, telephones, international publications, and computers, personal and professional relationships can be maintained irrespective of time and place. Today we are all members of international Īnon-placeā communities." (Howard Frederick, jaartal onbekend)
CGC heeft echter een aantal kenmerken waardoor de gevolgen voor de samenleving groter zullen zijn dan andere communicatiemiddelen zoals de telefoon en de telegraaf.
Ten eerste is de mate waarin CGC het mogelijk maakt om informatie te genereren en te distribueren ongekend. CGC maakt het ook mogelijk meta-informatie te generen, bijvoorbeeld voorzieningen waarmee snel informatie gezocht kan worden.
Ten tweede beperkt CGC zich niet alleen tot tekst, maar kan ook beeld en geluid verzonden worden. Iedereen die toegang heeft tot het Internet kan daar informatie op plaatsen, zoals zelfgeschreven stukken, maar ook vakantiefoto's of films.
Ten derde is CGC het eerste medium waarbij sprake is van veel-naar-veel communicatie. Bij een telefoongesprek spreken twee mensen met elkaar, en bij een krant of televisie-uitzending wordt informatie van één (of een kleine groep) naar het publiek gestuurd. Behalve door ingezonden brieven is het voor het publiek niet mogelijk informatie terug te zenden. CGC is het eerste medium waarbij dit wel mogelijk is, sterker nog iedereen die dat wil kan zelf een Īkrantā beginnen. Door het gebruik van CGC kan informatie snel en goedkoop door iedereen naar iedereen gestuurd worden.
Als laatste is CGC zowel een synchroon als asynchroon medium. Voor het voeren van een telefoongesprek moeten twee mensen gelijktijding participeren, anders is er geen gesprek. De telefoon is daarom een synchroon medium. De telegraaf is een asynchroon medium, omdat diegene die het bericht stuurt en de ontvanger niet gelijktijdig met de communicatie bezig hoeven te zijn. CGC ondersteunt zowel synchrone (bijvoorbeeld Īchatboxesā) als asynchrone communicatie (bijvoorbeeld e-mail), wat het flexibeler maakt dan eerdere communicatiemedia.
De bovengenoemde eigenschappen van CGC maakte het ontstaan van cyberspace mogelijk. Barlow beschrijft cyberspace als volgt:
"Cyberspace, being a region of mind rather than geography, is simultaneously everywhere and nowhere. There are no national borders. The only boundaries which are significant are those which one crosses by entering a password. The location of those systems is irrelevant. What difference does it make that the actual whereabouts of a hard disk is, say, California, when one may as easily actuate its heads from a keyboard in Berlin as from the desk it sits on? The Internet is essentially one great machine (or, better, organism) all elements of which are continuous if wide-flung." (Barlow, 1994)
In principe kan een chatbox via de telefoon ook gezien worden als een vorm van cyberspace. Omdat de telefoon echter beperkt is tot alleen geluid en meer-naar-meer communicatie niet mogelijk is, is dit echter een beperkte variant van cyberspace.
Net als in de werkelijke ruimte gaan ook in cyberspace mensen sociale relaties aan. Maar CGC kan ook gebruikt worden als ondersteuning voor bestaande gemeenschappen. In de volgende paragraaf zal hier dieper op worden ingegaan.
De term Īgemeenschapā wordt gebruikt voor twee gedeeltelijk analoge begrippen. In het eerste geval wordt de term gebruikt in de context van een fysieke locatie. De term gemeenschap refereert dan aan het collectieve netwerk van sociale relaties tussen groepen van individuen binnen een geografisch gebied. Maar de term kan ook gebruikt worden om een groep individuen te beschrijven met een gemeenschappelijke culturele band of interesse. Men kan dus spreken van een academische gemeenschap, een joodse gemeenschap of een modelspoorbaan-gemeenschap. In deze gevallen duidt de term gemeenschap dus niet op een fysieke, maar op een sociale ruimte. Wanneer een dergelijke gemeenschap CGC gaat gebruiken, ontstaat een derde soort, de Īvirtuele gemeenschapā. Deze term refereert aan de sociale banden die mensen met een gemeenschappelijke achtergrond of interesse aangaan in cyberspace. Rheingold geeft in zijn boek de volgende omschrijving van virtuele gemeenschappen:
"Virtual communities are social aggregations that emerge from the Net when enough people carry on . . . public discussions long enough, with sufficient human feeling, to form webs of personal relationships in cyberspace." (Rheingold, 1993)
CGC kan, behalve voor creëren van virtuele gemeenschappen, ook gebruikt worden om een bestaande gemeenschap, meestal gedefinieerd door fysieke grenzen, te ondersteunen. Schuler omschrijft deze toepassing als volgt:
"Fuelled by rapidly diminishing computing costs and a groundswell of grassroots and organisational enthusiasm, creativity, and hard work, community networks are both a new type of computer application and a new type of social institution. A community network is a computer network system that is developed for use by the local geographical community. They provide a variety of services for the community using a variety of computer capabilities such as electronic forums (or newsgroups), e-mail, and World Wide Web access. Often, but not always, access to the community network is free, for the same reasons that society provides free public libraries, fire and police protection, and public schools." (Schuler, 1996)
Bij het gebruik van CGC voor een lokale gemeenschap ontstaat een paradox: voor het ondersteunen van een fysieke gemeenschap wordt een medium gebruikt dat juist afstanden onbelangrijk maakt en het potentieel heeft bestaande gemeenschappen af te breken en te vervangen voor een McLuhansiaanās Īglobal villageā. Ook met De Digitale Stad van Amsterdam is iets soortgelijks gebeurd. DDS begon als voorziening gericht op Amsterdammers. Nu is de verbinding tussen de digitale stad en de stad Amsterdam echter grotendeels losgelaten en is de stad een echte virtuele stad geworden, zonder binding met een bestaande fysieke locatie.
1.3 De geschiedenis van communicatie-netwerken
Hoewel CGC pas de laatste jaren op grote schaal gebruikt worden, zijn de eerste experimenten met de mogelijkheden van dit nieuwe medium al bijna twintig jaar geleden gestart. Een van de eerste pogingen tot het creëren van een virtuele gemeenschap was het ĪCommunity Memory Projectā in Berkeley, Californië, in het begin van de jaren ā70. Dit initiatief kwam voort uit de anti-oorlog en anti-Vietnam beweging die in die jaren in Berkely erg groot was. Technologie werd in die tijd vaak geassocieerd met de militaire industrie. Het doel van dit project was te bewijzen dat technologie ook voor sociale doelen gebruikt kan worden. Het was een van de eerste pogingen om de computer uit het onderzoekslaboratorium te krijgen en het grote publiek er mee kennis te laten maken. (Levy, 1984)
"Community Memory, the first community network, was created in Berkeley, California to help strengthen the Berkeley community. Terminals were placed in public places such as libraries and laundromats but could not be reached via modem or from the Internet. Anything on the terminals could be read without charge but it cost $0.25 to post an opinion and $1.00 to start a new forum. Community Memory was unique in that anonymity was allowed, all messages were public, there was no central authority that made information available, and all of the material in the system was local." (Felsenstein 1993; Schuler 1994)
Hoewel er in het begin veel interesse was, duurde het project slechts een jaar, onder andere doordat er geen budget was en de (voor die tijd revolutionaire) computerapparatuur problemen gaf (Levy, 1984).
In het begin van de jaren ā80 kwamen personal computers en goedkope modems beschikbaar, maar doordat de vele verschillende computers en sofware niet uitwisselbaar waren, bleven initiatieven voor gemeenschapsnetwerken beperkt. Ook voor commerciële bedrijven was de markt nog te klein om hier initiatieven te nemen.
Toen de techniek in het midden van de jaren '80 iets verder was, ontstonden in de Verenigde Staten de eerste 'Free-nets'. Een belangrijke datum voor de geschiedenis van de CGC is 1984, toen dr. Tom Grundner in Cleveland, Ohio als experiment een medisch informatiesysteem begon. Het was een simpel Ībulletinboardā waar het publiek vragen over gezondheid kon stellen. Het systeem draaide op een Apple II computer en was slechts te bereiken via één telefoonlijn. Toch werd het 'St. Silicon's Hospital and Information Dispensary,' zoals het genoemd werd, een groot succes. Dit overtuigde Grundner van het potentieel van CGC voor de gemeenschap. Aangemoedigd door dit succes zette hij in 1986 het eerste gemeenschapsnetwerk op met de naam ĪFree-Netā. Het Cleveland Free-Net was een algemeen publiekelijk informatiesysteem waarmee elektronische boodschappen naar andere gebruikers gestuurd konden worden. Gebruikers konden vanuit hun huis met relatief goedkope computers en modems het systeem gebruiken. Binnen een paar maanden had het systeem honderden gebruikers uit de omgeving.
Het initiatief van Grundner werd op vele plaatsen opgevolgd. In veel gevallen werd op initiatief van een maatschappelijke organisatie de informatiebehoefte van een lokale gemeenschap geïnventariseerd. Hierna werd een computersysteem geïnstalleerd waar gebruikers door middel van een computer met modem verbinding konden maken met een free-net. De gebruikers konden daar informatie opzoeken over bijvoorbeeld de lokale overheid. Ook was er meestal een mogelijkheid voor het sturen en ontvangen van e-mail en het uitwisselen van meningen in discussiegroepen. Het benodigde geld was over het algemeen afkomstig van subsidiëring door lokale overheden, maatschappelijke instellingen en de gebruikers. Deze netwerken waren sterk aan een bepaalde geografische locatie gebonden.
Met het groeien van de technische mogelijkheden werd het mogelijk freenets aan elkaar te koppelen en ontstonden netwerken-van-netwerken. Ook was er steeds vaker een verbinding van de free-nets naar het Internet, dat in die tijd nog voornamelijk gebruikt werd door defensie en universiteiten. Door deze koppeling ontstonden naast de geografisch gebonden free-netās ook netwerken waarbij de gebruikers verbonden waren door iets anders dan een geografische locatie.
In Europa was het franse Minitel het eerste succesvolle initiatief voor een soort virtuele gemeenschap. Tot aan het midden van de jaren ā70 liep het franse telecommunicatie-netwerk achter bij andere Europese landen. Bij de modernisering van het telefoonnet werd ook Minitel geïntroduceerd. Minitel was van oorsprong ontwikkeld door Britisch Telecom in 1973. Het idee van de uitvinders was dat door het combineren van de telefoon en de televisie een enorme markt kon worden gecreëerd. Het penetratieniveau van de beide systemen was zo hoog dat een groot aantal huishoudens beide apparaten hadden en dat het logisch was deze te verbinden.
In Frankrijk was het minitel-systeem een groot succes. Op het hoogtepunt waren meer dan vijf miljoen huishoudens en bedrijven aangesloten. In andere landen in Europa was het succes veel kleiner. Oorzaken hiervoor zijn dat hier niet de diensten maar de technologie voorop gesteld werd en dat het publiek het te duur vond.
Land |
Terminals |
Diensten |
Terminals per 1000 inwoners |
Frankrijk |
4,227,076 |
9,578 |
74.03 |
Duitsland |
122,069 |
3,379 |
2.00 |
Sweden |
16,700 |
n.a. |
1.97 |
Nederland |
24,945 |
223 |
1.68 |
Oostenrijk |
9,084 |
643 |
1.20 |
Finland |
4,414 |
262 |
0.89 |
Noorwegen |
2,092 |
150 |
0.50 |
Ierland |
1,700 |
10 |
0.48 |
Italië |
27,499 |
280 |
0.48 |
België |
4,303 |
100 |
0.44 |
Spanje |
988 |
n.a. |
0.03 |
Aantal Minitel aansluitingen per land in 1988
In Frankrijk werden veel verschillende services aangeboden via Minitel, zowel zakelijk als recreatief. Een onverwacht succes waren de zogenaamde messagerie conviviale, bulletin boards waar gebruikers al dan niet anoniem berichten konden lezen en plaatsen. Ook de messagerie rose, erotische bulletin boards, hebben bijgedragen aan het succes van Minitel (zie figuur 1). Dit zelfs in zo grote mate dat de Franse overheid in 1993 besloot om 50% belasting te gaan heffen op pornografische diensten.
Minitel was uniek in aantal gebruikers en aanbieders. In 1987 is er een onderzoek geweest naar de gebruikers van Minitel. 11% van de Fransen bleek toegang te hebben tot het systeem, maar dit was ongelijk verdeeld over de sociale klassen. Het hoogst scoorde de groep van senior managers, waarvan 30% toegang had. Handwerkers scoorden 8% en van de ouderen had slechts 6% toegang. Leeftijd bleek een grote rol te spelen, waarbij de meest frequente gebruikers in de leeftijdsgroep tussen de 22 en 49 jaar oud waren.
Het Minitel systeem is jaren hetzelfde gebleven terwijl andere technieken, zoals het Internet, in die tijd sterk zijn ontwikkeld. Verwacht wordt dat Minitel nog enkele jaren zal bestaan (Sutherland, 1990).
Een van de eerste grote virtuele gemeenschappen in de Verenigde Staten die niet verbonden was aan een plaats was Īthe Wellā. The Well werd in april 1985 opgericht in San Francisco door de uitgevers van de Whole Earth Catalog, een catalogus met artikelen voor een alternatieve leefwijze, zoals zonnepanelen en instructieboeken. Rheingold beschrijft in zijn boek ĪThe Virtual Communityā wat hij als frequent gebruiker heeft meegemaakt in deze virtuele gemeenschap. The Well was (en is) een systeem met meer dan tienduizend gebruikers, die, volgens Rheingold en de folders, een sterk gemeenschapsgevoel delen.
Na de Well zijn er vele andere virtuele gemeenschappen opgezet. In het volgende hoofdstuk zal DDS van Amsterdam behandeld worden.
Hoofdstuk 2. De Digitale Stad van Amsterdam
De Digitale Stad (DDS) van Amsterdam opende haar poorten op 15 januari 1994. Oorspronkelijk gepland als proef voor zes weken, maar dankzij de steun van de gemeente Amsterdam, de ministeries van Economische Zaken en Binnenlandse Zaken en diverse sponsors, lukte het om van de DDS een permanente voorziening te maken. Na deze eerste periode moest de stichting zelf voor financiering zorgen. De opbrengsten komen sindsdien voort uit het verhuren van ruimte in DDS, het adviseren van andere organisaties, het plaatsen van reclame en door sponsors. De gemeente die eerst subsidie gaf, betaalt de DDS dus nu voor ruimte om informatie te plaatsen. DDS heeft inmiddels meer dan 50.000 gebruikers en is daarmee een van de grotere virtuele gemeenschappen in de wereld. Het aantal betaalde medewerkers groeide in ā96 naar ruim 20.
DDS van Amsterdam was een initiatief van cultureel centrum ĪDe Balieā in Amsterdam en Hack-tik, een blad voor computerkrakers dat inmiddels niet meer bestaat. DDS van Amsterdam is dus een initiatief van onderop, van de toekomstige gebruikers, in plaats van het gemeentebestuur dat de opdracht geeft tot het bouwen van een DDS, zoals in andere steden is gebeurd. Deze Īgrass-rootsā oorsprong wil echter niet zeggen dat het nu een democratische organisatie is. Hoewel er het idee was voor een adviesorgaan van gebruikers, is dit nooit van de grond gekomen. Nu beslist alleen het bestuur over het beleid in DDS. Een paar gebruikers protesteren hier al tijden tegen, maar de meesten lijken hier geen problemen mee te hebben.
De doelen van DDS, zoals geformuleerd bij de oprichting, zijn:
De reden voor dit laatste doel is dat volgens het bestuur van DDS: "Door globalisering en automatisering werkgelegenheid en daarmee de sociale samenhang in de samenleving onder druk komt te staan". Hieruit blijkt dat DDS tijdens het formuleren van de doelen verbonden was met de regio Amsterdam. In latere publicaties lijkt dat deze band door het bestuur gedeeltelijk verbroken te zijn.
DDS beidt verschillende functies voor de bewoners:
DDS is op drie manieren te bereiken. Ten eerste via het Internet (http://www.dds.nl). Daarnaast heeft de DDS een eigen inbelvoorziening, waardoor diegenen die geen Internetverbinding hebben toch toegang tot de stad kunnen krijgen. Om de drempel voor het gebruik van DDS zo laag mogelijk te houden zijn op verschillende plaatsen in Amsterdam, zoals de Stopera en de Balie terminals neergezet waar gratis gebruik van kan worden gemaakt. DDS bood het eerste jaar gratis toegang tot het Internet, maar deze maar deze functie is daarna afgesloten omdat de kosten te hoog werden en DDS een concurrent werd van commerciële Internetproviders.
De interface van DDS is drie maal ingrijpend veranderd. In de eerste maanden bood DDS informatie en communicatie aan in een tekstomgeving. Op 15 oktober 1994 werd voor de overstap naar het World Wide Web (WWW) een nieuwe interface gebouwd en een jaar later veranderde de interface nogmaals. Toch is de mogelijkheid om de stad tekstueel te gebruiken blijven bestaan, zodat de stad ook met oude computers gebruikt kan worden. Voor een aantal functies van de stad, zoals e-mail en de metro (een MUD in DDS) is een tekstuele interface sneller dan een grafische.
Om de drempel tot het gebruik van de stad zo laag mogelijk te houden, is bij de laatste versie van de interface gekozen voor de stadsmetafoor. Net als in een gewone stad bestaat de digitale stad uit pleinen en gebouwen.
De gebruiker kan kiezen om naar binnen te gaan als bewoner of als toerist. Van een bewoner kent het systeem de naam, waardoor hij of zij e-mail kan gebruiken en kan meedoen aan discussies. Een toerist is anoniem maar heeft geen toegang tot deze functies.
Na het openingsscherm komt de gebruiker bij de plattegrond van de stad (zie figuur 2). Pleinen vormen de basis van de stadsstructuur. Tijdens het onderzoek bestond de stad uit 31 pleinen, maar dit aantal groeit voortdurend. Elk plein heeft een eigen thema en is een ontmoetingsplek voor mensen die interesse hebben in dat onderwerp. Zo is er bijvoorbeeld een sportplein, een boekenplein en een computerplein. Gebruikers kunnen op een plein informatie vinden en met anderen van gedachten wisselen. Een achthoekig logo representeert een plein. Tussen de pleinen zijn woonwijken gemaakt waar digitale stadbewoners de mogelijkheid hebben om een eigen 'huis' of homepage te bouwen. Deze wijken worden gerepresenteerd door de grijze blokjes die grenzen aan de pleinen.
Er zijn een aantal manieren waarop een gebruiker zich in DDS kan verplaatsen:
Pleinen grenzen altijd aan andere pleinen. Via de hoeken van een plein gaat men naar een aangrenzend plein. Deze manier van reizen komt overeen met de manier waarop men zich ook door een gewone stad beweegt. Het reizen is associatief en laat ruimte open voor verrassingen.
2. Met de kaart in de hand.
Op een plein, maar ook op tal van andere plaatsen in de stad, kan altijd een plattegrond van DDS worden opgevraagd. Via deze plattegrond is het mogelijk om snel naar een andere locatie te springen zonder het hele tussenliggende traject te hoeven doorlopen.
Ieder plein heeft een functiebalk, die het onder andere mogelijk maakt om met een zoekmethode op pleinen of binnen de hele stad op trefwoord naar informatie te zoeken en daar rechtstreeks heen te gaan.
Wanneer de gebruiker het precieze adres weet van een pagina, kan hij of zij dit adres direct intypen. Door dit adres op te nemen als Ībookmarkā kan van buiten de stad direct deze plek bereikt worden.
Figuur 3. Het sportplein
Elk plein is verdeeld in een aantal parten. Informatie-aanbieders kunnen een gedeelte van het plein huren, zoals hier de schaakclub en Ajax gedaan hebben, of intrek nemen in het verzamelgebouw dat gedeeld wordt met andere organisaties.
Op een aantal pleinen zijn cafés waar de bezoekers gesprekken kunnen voeren. Deze gesprekken zijn synchroon, wat wil zeggen dat alle gesprekspartners direct zien wat de anderen typen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld e-mail, waarbij vaak tijd tussen vraag en antwoord zit. Een cafébezoeker kan de tekst van de gesprekken bewaren en later teruglezen. In de kiosk zijn tijdschriften en boeken te vinden die gepubliceerd zijn op het Internet over het onderwerp van het plein. Bij de discussieplek kunnen bewoners bijdragen leveren aan lopende discussies maar ook een nieuwe discussie starten.
Naast de pleinen liggen Īhuizenwijkenā waar bewoners van DDS hun eigen Īhuisā kunnen bouwen. Een huis bestaat feitelijk uit vijf MB ruimte waar de gebruiker een webpagina kan plaatsen. Hiervoor is kennis van HTML nodig. Het bouwen van een huis is gratis maar gebonden aan een aantal spelregels; zo mag een huis niet gebruikt worden voor het verspreiden van commerciële informatie en zijn porno en discriminerende uitingen niet toegestaan.
Boven het overzicht van deze woonwijk is nog een stukje van het plein te zien waaraan deze huizenwijk ligt, in dit geval het sportplein. Een woonwijk bestaat uit 5x5 iconen of Īvoordeurenā waarop de gebruiker kan klikken. Achter elke deur zit een woning. Zoals in alle snelgroeiende steden ontstond ook in DDS woningnood en ontstond na verloop van tijd een tekort aan voordeuren. Omdat in deze interface woonwijken altijd grenzen aan pleinen, bepaalt het aantal pleinen het aantal beschikbare huizen. Er zijn allerlei andere oplossingen bedacht tegen de woningnood. Wanneer bijvoorbeeld aan een huis drie maanden niets verandert, wordt het Īkraakbaarā en kan een andere bewoner het huis innemen. Een andere oplossing zijn flatgebouwen met een groot aantal voordeuren. Uiteindelijk waren er toch zoveel bewoners die een eigen homepage bouwde dat de metafoor van de stad moest worden losgelaten. In 1997 hadden ongeveer 6500 inwoners een eigen huis, waarvan 1500 een eigen voordeur hebben. De rest van de huizen is toegankelijk via een lijst.
Het laatste jaar is het aantal aansluitingen op het Internet sterk gegroeid en zijn de mogelijkheden uitgebreid. Net als een gewone stad wordt ook in DDS voortdurend gebouwd en geëxperimenteerd met nieuwe mogelijkheden. Men is nu bijvoorbeeld bezig met het testen van een driedimensionale interface voor de stad (zie figuur 5). Een ander experiment is gaande met het betalen via het Internet. In de winkel van DDS kunnen bewoners Īmuntjesā kopen (via I-Pay) waarmee extra diensten kunnen worden gehuurd en waarmee betalingen over het Internet gedaan kunnen worden.
2.3 Andere digitale steden in Nederland
In Nederland worden steeds meer digitale steden opgezet. DDS heeft in 1997 hiervan een lijst gemaakt, deze is in appendix B opgenomen. Naast Amsterdam hebben nu ook een groot aantal andere steden, dorpen en regioās een digitale tegenhanger gekregen (zie figuur 6). De functionaliteit verschilt sterk, sommige steden bieden net zo veel mogelijkheden als DDS van Amsterdam, andere geven alleen informatie over een stad, dorp of regio. Voor zover bekend is tot nu toe in geen van deze steden een onderzoek naar de gebruikers gehouden.
Figuur 6. De digitale stedenkaart van Nederland (september 1997)
Tien weken na de oprichting van De Digitale Stad (DDS) is een enquête gehouden onder de toenmalige gebruikers (Schalken en Tops, 1994). Door middel van een vragenlijst zijn de achtergronden en opinies van 1200 bewoners van de stad verzameld. De evaluatie van deze gegevens leverde een nogal eenzijdig beeld op van de gemiddelde bewoner van DDS. In appendix A zijn de belangrijkste cijfers uit dit onderzoek opgenomen. Het bleek dat:
"Vooral jonge mannen met een hoge opleiding, vaak nog studerend of werkzaam in de particuliere- of overheidssector, meer dan gemiddeld geïnteresseerd in politiek en met een grote interesse en vaardigheid in het gebruik van informatie- en communicatietechnologie gebruik maken van de Digitale Stad. Vrouwen, ouderen en lager opgeleiden zijn sterk ondervertegenwoordigd." (Schalken en Tops, 1994)
Maar de ontwikkelingen in de computerwereld gaan snel. Twee jaar later is het aantal huishoudens in Nederland dat op het Internet is aangesloten sterk gestegen en heeft DDS de nodige veranderingen ondergaan, zoals de aansluiting op het Internet en het vernieuwen van de interface. De vraag is of deze veranderingen ook geleid hebben tot een stijging van de participatie van de groepen die in 1994 nog waren ondervertegenwoordigd. Om deze vraag te beantwoorden is een nieuw onderzoek gehouden. Hiernaast is dit onderzoek ook gericht op het beantwoorden van de vraag of bezoekers sociale contacten met elkaar hebben aangeknoopt, of er in de loop van de tijd in DDS een Īvirtuele gemeenschapā is ontstaan.
Als onderzoeksmethode is gekozen voor de schriftelijke enquête, omdat zo op een goedkope manier de gegevens van een groot aantal respondenten verzameld konden worden. Omdat de enquête per computer werd gehouden, konden de gegevens zonder tussenstappen geanalyseerd worden. De enquête bestond uit een HTML formulier (zie appendix F) met daaraan een script gekoppeld dat de informatie in een database plaatste.
Na een aankondiging van het onderzoek is in het openingsscherm van DDS een link geplaatst. Via deze link kwam de respondent op het universiteitsnetwerk en in het openingsscherm van de enquête. Daar werd uitgelegd wat het doel van dit onderzoek was, door wie het uitgevoerd werd en wat er met de gegevens zou gaan gebeuren. Voor het invullen van de vragenlijst kon de respondent kiezen tussen een grafische of een tekstuele versie. Dit was nodig omdat bij het testen van de enquête bleek dat het ondoenlijk was met lynx (de Internetbrowser voor terminals gebaseerd op tekst) de grafische vragenlijst in te vullen. Behalve via het Internet was er ook de mogelijkheid om de enquête per post aan te vragen en in te vullen, maar daar hebben slechts twee respondenten gebruik van gemaakt.
De antwoorden werden via een zogenaamd PERL-script opgeslagen. De enquête bleef vijf weken staan, zodat ook diegenen die maar weinig in DDS kwamen de gelegenheid hadden te participeren. De vragenlijst kon anoniem ingevuld worden, maar gevraagd werd om naam en adres op te geven, wat bijna driekwart van de respondenten ook deed. Deze namen zullen gebruikt worden voor toekomstig longitudinaal onderzoek.
Toen de termijn voor het invullen verstreken was, waren 1300 ingevulde en bruikbare vragenlijsten ontvangen. Deze gegevens zijn ingelezen in de database ACCESS en geanalyseerd met de spreadsheet Excel en het statistische pakket SPSS.
De analyse bestond uit verschillende fasen. Eerst is beschrijvende statistiek gebruikt om een beeld te krijgen van de gebruikers van DDS. Daarna is met behulp van correlatiemethoden en factor analyse gezocht naar verbanden tussen onafhankelijke variabelen zoals geslacht, leeftijd en opleiding en afhankelijke variabelen zoals frequentie van gebruik en mate van contact met andere bewoners.
Bij het lezen van de resultaten van dit onderzoek moet bedacht worden dat het hierbij niet ging om een aselecte steekproef, de respondenten namen zelf de beslissing om aan het onderzoek mee te doen of niet. Om toch een indicatie te krijgen van de representativiteit van de verzamelde gegevens, zijn deze vergeleken wat er over de hele populatie van DDS bekend was. Zo heeft bijvoorbeeld in de onderzoekspopulatie 27,2% een huis in DDS, terwijl dit cijfer voor van alle geregistreerde gebruikers maar 7% is. Op basis van dit soort vergelijkingen bleek dat het aantal actieve gebruikers in de resultaten overgerepresenteerd is. Hiervoor is de dataset gecorrigeerd, maar dit blijkt weinig invloed te hebben op de uitkomsten.
Uit het onderzoek van 1994 bleek dat in de eerste maanden 91% van de bewoners van DDS mannen waren. In de loop van de twee jaar is deze verhouding minder scheef geworden en is het percentage vrouwen absoluut gezien sterk gestegen van 9 naar 16%. Nog steeds hebben vrouwen dus een duidelijke achterstand. Er is geen verschil tussen diegene die de enquête anoniem invulden en zij die hun naam wel opgaven.
Vanaf de oprichting heeft DDS een jonge bevolking gehad. In 1994 was ruim 58 procent jonger dan dertig jaar.
Studenten hebben de laatste twee jaar steeds vaker via hun universiteit toegang tot het Internet. Hierdoor is de gemiddelde leeftijd sinds 1994 gedaald. Tijdens dit onderzoek was 71,1% van de respondenten jonger dan 30 jaar. Het aantal mensen boven de 50 is nominaal wel gestegen, maar door de snelle groei van de groep 18 tot 25 jarigen is het percentage met 3,4% gelijk gebleven. De jongste respondent was 11, de oudste 81.
Vrijwel alle bewoners van DDS zijn studenten of scholieren (55,8%) of hebben een baan (38,8%). Van diegene die werken doet 62% dat in de informatiesector. Werklozen, arbeidsongeschikten, gepensioneerden en mensen die het eigen huishouden doen komen nauwelijks voor in DDS, al deze categorieën scoren onder de 2,5%. Er is bij de respondenten geen significant onderscheid tussen mannen en vrouwen en wat hun hoofdbezigheid is.
De inwoners van DDS zijn over het algemeen hoog opgeleid, maar meer dan de helft van de respondenten is nog met een opleiding bezig. 27,1% heeft HBO gedaan of is daar nu nog mee bezig, en 49,2% is geschoold op universitair niveau. Lager opgeleiden zijn in vergelijking met de bevolking van Amsterdam nog ondervertegenwoordigd. Deze verdeling komt ongeveer overeen met die uit 1994.
Doordat studenten een groot deel uitmaken van de bevolking van DDS is het gemiddelde inkomen laag: 57,2% van de bewoners verdient minder dan f 1.400,- netto per maand. In 1994 was dit nog 40%. Om een beter beeld te krijgen van de inkomens, zijn in de grafiek als tweede reeks de inkomens afgebeeld zonder de groep studenten/scholieren. Deze grafiek laat een heel ander beeld zien, het blijkt dat dan het gemiddelde inkomen dan juist vrij hoog is vergeleken met dat van Amsterdam.
In DDS is de VVD de grootste partij, gevolgd door D66 en de PVDA. Extreem rechts heeft met 0,3% weinig aanhang. Van de respondenten zegt 19,6% geen politieke voorkeur te hebben. Op de vraag of ze bij de eerstkomende verkiezingen zouden gaan stemmen antwoorden 85,5% van de respondenten bevestigend, dit is iets boven het landelijk gemiddelde.
Op dit kaartje staan de plaatsen aangegeven waar de gebruikers van DDS wonen (alleen steden waar meer dan 2% gescoord werd). In 1994 woonde de helft van de respondenten in Amsterdam of de directe omgeving. Blijkbaar heeft intussen ook de rest van Nederland DDS ontdekt, want dit percentage is in 1996 teruggelopen tot 22%. Opvallend is dat vooral de studentensteden als Delft, Groningen, Utrecht en Enschede hoog scoren. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat studenten via universiteitsnetwerken wel toegang tot het Internet hebben, maar vaak nog niet de beschikking hebben over een e-mail adres. De DDS biedt dan de mogelijkheid om daar gratis een e-mail adres te hebben. Bijna een half procent van de respondenten kwam uit het buitenland, voornamelijk België en de Verenigde Staten. Uit dit laatste land zijn dit voornamelijk emigranten die via DDS contact houden met bekenden en de stad Amsterdam:
"Ik woon nu al 39 jaar in Canada. Sinds ik de Internet gebruiken heb ik heel wat weer over mijn vaderland geleerd. Het lijkt misschien niet maar ik kan nu weer veel beter Nederlands lezen en schrijven en krijg een beter idee van het leven in Nederland." (reactie van een respondent)
De publiciteit rond de start van DDS heeft voor veel gebruikers gezorgd. Op de vraag hoe men DDS kende, antwoordde ongeveer 25% door deze publiciteit voor het eerst van DDS te hebben gehoord. Het grootste gedeelte van de gebruikers, 44,4% hoorde via-via van DDS. Omdat een vrij groot deel van de respondenten aangeeft student of scholier te zijn, en slechts 1,7% van de respondenten via school of universiteit DDS kent, lijkt het er op dat DDS niet bij lesprogramma's gebruikt wordt.
Conclusie kenmerken gebruikers
Uit de bovenstaande cijfers komt een zeer homogeen beeld naar voren van de bewoners van DDS. Het blijkt dat de bevolking voor een groot deel bestaat uit jonge mannen met een HBO of universitaire opleiding, vaak nog studerend of met een baan. Vrouwen, ouderen, lager opgeleiden en werkelozen zijn nog sterk ondervertegenwoordigd. De bevolking van DDS is gedistribueerd over heel Nederland. Doordat de voertaal in DDS Nederlands is, zijn de weinige buitenlandse gebruikers vooral emigranten.
Dit beeld wijkt weinig af van het beeld dat naar voren kwam in de enquête uit 1994. De verhouding mannen/vrouwen is minder scheef, maar nog steeds zijn mannen sterk oververtegenwoordigd. Doordat het voor studenten steeds gemakkelijker is om via universiteiten verbinding met het Internet te maken is de gemiddelde leeftijd gedaald en het percentage bewoners dat nog met een opleiding bezig is gestegen.
Slechts 6,3% van de respondenten is geen bewoner maar bezoeker van DDS. Waarschijnlijk is dit cijfer vertekend omdat diegene die maar weinig langskomen ook minder vaak bereid zijn tijd (en telefoonkosten) te besteden aan het invullen van een enquête.
De terminals die in Amsterdam staan en gratis te gebruiken zijn, worden in vergelijking tot het inbellen en het Internet weinig gebruikt om contact te maken het DDS. Wel voorzien ze voor een bepaalde groep in een behoefte. Eén van de respondenten merkte op:
"Verder ben ik blij dat via DDS de mogelijkheid wordt geboden om iets van internet te kunnen proeven, zodat mensen met een laag inkomen geen IT-achterstand hoeven op te lopen".
DDS blijkt een belangrijke functie als opstap naar de rest van het Internet te vervullen, 39,9% van de respondenten had, voordat ze bij DDS kwamen, geen ervaring met het Internet.
Aan de vorm van de rechtergrafiek is te zien hoe snel het gebruik van het Internet groeit. Door een fout in de enquête zijn de categorieën 2e helft 1994 en 2e helft 1995 bij elkaar opgeteld. Door interpolatie is de opgetelde waarde weer verdeeld over de twee categorieën.
De daling bij de laatste categorie, Ī1e helft 1996ā wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat diegene die net met het Internet zijn begonnen nog niet hun weg naar DDS hebben gevonden. De groei van DDS is procentueel ongeveer gelijk aan die van het Internet als geheel. In het begin van 1996 kwamen per dag ongeveer 200 aanmeldingen binnen. Deze waarde is hoger dan de grafiek laat zien, omdat de enquête in mei gehouden is en deze periode dus nog niet was afgelopen.
Het overgrote deel van de respondenten, 81,8% gebruikt de grafische interface. Het blijkt dat de tekstuele interface moeilijk in het gebruik is. Ook bij het invullen van deze enquête bleek dit soms problemen op te leveren. Hierdoor zou het werkelijke cijfer voor de tekstuele interface hoger kunnen liggen. Maar ook de helft van de gebruikers van de grafische interface heeft soms problemen met het navigeren in de stad en is soms gedesoriënteerd. De overzichtelijkheid van de interface zou dus nog kunnen worden verbeterd. Er is geen verband tussen geslacht, leeftijd en opleiding wat betreft de keuze tussen de interfaces. Diegene die de tekstuele interface gebruiken, hechten evenveel belang aan e-mail als de gebruikers van de grafische interface, maar minder aan het maken of bekijken van WWW paginaās.
Bewoners van DDS bezoeken hun stad vaak, meer dan de helft minstens één maal per week. De categorieën Īminder dan eens per maandā en Īeens per maandā zijn waarschijnlijk groter dan in deze grafiek staan aangegeven. Omdat deze enquête maar vijf weken ingevuld kon worden, hebben gebruikers die maar zelden bij DDS komen deze gemist.
Er is een zwakke maar significante tendens dat hoe vaker men de stad bezoekt hoe langer men blijft. Ook blijkt dat wanneer een respondent vaker komt, hij of zij een groter percentage van de tijd op het Internet besteedt in DDS.
DDS-ers zijn enthousiaste Internet gebruikers. Uit de rechtergrafiek blijkt dat meer dan de helft van de inwoners maximaal 10% van de tijd op het Internet in DDS doorbrengen. Dit percentage blijkt groter te zijn als een respondent de webcafés belangrijk vindt, maar kleiner als de respondent op zoek is naar informatie. Dit is een indicatie dat in vergelijking met de rest van het Internet DDS meer gebruikt wordt voor het onderhouden van sociale contacten dan voor het zoeken naar informatie. Voor de andere functies van DDS is geen duidelijk verband gevonden tussen wat een respondent belangrijk vindt en het percentage tijd op het Internet dat in DDS besteed wordt.
Om te weten te komen wat de digitale stedelingen doen en waarover ze praten, werd de respondent gevraagd een top drie van hun populairste pleinen in te vullen. Een nominatie voor de eerste plaats leverde drie punten op, de tweede plaats twee punten en de derde plaats één punt. De volgorde van de pleinen is bepaald door alle scores op te tellen. Hierna zijn de pleinen ingedeeld in zes categorieën:
De grafiek laat zien dat het gebruik van DDS voornamelijk recreatief is.
Zoals hiervoor beschreven kunnen bewoners van DDS gebruik maken van verschillende functies. In de vragenlijst werd onderscheid gemaakt tussen e-mail, het aanbieden van informatie, het ophalen van informatie, discussiëren, en synchrone communicatie (Īchattenā) in cafés. De respondenten werd gevraagd aan te geven hoe belangrijk zij deze functies vonden en of ze deze voornamelijk voor privé of professionele doeleinden gebruiken.
Functies |
(erg) belangrijk |
(voornamelijk) privé |
|
95 % |
51 % |
Zoeken van informatie |
85 % |
46 % |
Aanbieden van informatie |
55 % |
73 % |
Discussieren |
40 % |
97 % |
Chatten |
30 % |
94 % |
Opvallend aan deze tabel is het belang dat gehecht wordt aan het gebruik van e-mail. Zoals al in het begin van dit hoofdstuk is aangegeven, wordt dit waarschijnlijk veroorzaakt doordat studenten via universiteiten vaak wel toegang tot het Internet kunnen krijgen, maar nog geen eigen e-mail adres hebben. Alle functies, behalve e-mailen en het zoeken van informatie, worden voornamelijk voor privé-doelen gebruikt.
Van de respondenten heeft 27,2 % een eigen huis. Diegenen die een huis hebben zijn vooral die gebruikers met veel ervaring met het Internet en DDS. Ze komen vaker in de stad en hebben meer contact met andere bewoners dan de respondenten zonder eigen huis. Van de huizen is 30,1% gebouwd door mannen en 13,4% door vrouwen. Jongeren hebben vaker een huis dan ouderen.
Een gemeenschap is gebaseerd op interactie tussen de leden. Om de vraag te beantwoorden of in DDS een virtuele gemeenschap is ontstaan, is de respondenten gevraagd hoe vaak ze contact hebben met andere bewoners van DDS. Zoals uit de grafiek blijkt hebben gebruikers steeds meer contact met elkaar. Er is geen significant verschil tussen mannen en vrouwengeslacht en hoeveel contact ze hebben. Wel hebben jongeren vaker contact met andere DDS bewoners dan ouderen.
Net als in een gewone stad kan ook in een virtuele omgeving hinderlijk gedrag voorkomen. ĪFlamingā, schelden, heeft 38% van de bewoners van DDS wel eens meegemaakt en 15,5% is wel eens getuige geweest van racistische uitlatingen. Seksisme wordt door 19,1% van de bewoners gerapporteerd, door vrouwen twee keer zo vaak als mannen.
4.3 Verbanden tussen gebruikerskenmerken en manieren van gebruik
4.3.1 Verschillende categorieën gebruikers
Om te controleren of er typische groepen gebruikers in DDS bestaan, zijn de respondenten ingedeeld in een aantal categorieën. Met correlatie en ANOVA (ANalysis Of VAriance) is onderzocht of er verschillen zijn in de manier waarop de verschillende groepen van de stad gebruik maken. Een aantal resultaten van deze vergelijkingen zijn al hiervoor genoemd. De onderzochte groepen zijn:
Voor het vergelijken van ordinale data is gebruik gemaakt van Goodman en Kruskalās Gamma, in de tekst aangeduid met de letter G.
Mannen/vrouwen
Mannen hebben vaker dan vrouwen een login-naam (75,3% - 84,6%) en zijn meer ervaren met DDS (G=0,122, p=<0,05). Vrouwen hechten over het algemeen minder belang aan het maken en bekijken van WWW-paginaās (G=0,196 p<0,05 en G=0,31 p<0,05), maar zij komen iets vaker (G=0,38 p<0,1) en blijven langer dan mannen in DDS (G=0,181 p<0,05). Ook besteden zij duidelijk meer van de tijd dat ze op het Internet zijn in DDS (41,27% - 24,7%). Mannen gebruiken een aantal functies van DDS vaker professioneel dan vrouwen, zoals het bekijken en maken van WWW paginaās en email (zie appendix C). Er is geen verschil in het gebruik van caféās en andere plaatsen om te communiceren met anderen. Vrouwen worden duidelijk vaker geconfronteerd met seksistische opmerkingen dan mannen (G=0,425, p<0,01) en ergeren zich daar meer aan (G=0,392, p<0,01).
Amsterdammers/niet-Amsterdammers
Amsterdammers komen al langer in DDS dan respondenten van buiten de stad (G=0,505, p<0,00). Er is geen verschil tussen de twee groepen wat betreft de frequentie van bezoek aan DDS en hoe lang ze per bezoek blijven. Wel besteden Amsterdammers gemiddeld 30,9% van hun tijd op het Internet in DDS door, terwijl niet-Amsterdammers daar maar 26,4% besteden. Hoewel Amsterdammers evenveel contact hebben als niet-Amsterdammers, hechten zij minder belang aan IRC en de webcafés. Amsterdammers maken en bekijken WWW-paginaās iets vaker voor professioneel gebruik dan niet-Amsterdammers (zie appendix C). Verder zijn ze gemiddeld ouder dan niet-Amsterdammers (32 jaar tegen 28 jaar). Dit komt voornamelijk doordat relatief meer studenten buiten Amsterdam wonen en deze een groot gedeelte van de populatie van DDS vormen. Er is geen verschil tussen het percentage Amsterdammers en niet-Amsterdammers die een eigen huis in DDS hebben.
Studenten/niet studenten,
Studenten vinden het bekijken van webpaginaās belangrijker (G=0,116, p<0,05), maar het houden van discussies minder belangrijker (G=0,148, p<0,01) dan niet-studenten. Studenten hebben meer contact met anderen in DDS (G=0,217, p<0,00) en vinden email, IRC en webcafés belangrijker dan werkenden (G=0,14 G=0,0304 G=0,183, p<0,05). Ook hebben ze vaker een log-in naam (57,6%-42,4%), komen ze frequenter in DDS (G=0,089, p<0,05) en besteden meer van de tijd op het Internet in DDS (G=0,133, p<0,00).
Studenten gebruiken de functies van DDS vrijwel alleen voor privé gebruik, werkenden iets vaker voor professionele doeleinden, maar ook het professionele gebruik van DDS is voor deze groep laag.
Jongeren/ouderen
De groepen jongeren en studenten overlappen elkaar vrijwel volledig. Wanneer de gegevens voor deze variabele gecontroleerd wordt, blijkt dat jongeren vaker in DDS komen dan ouderen (G=0,077, p=0,65), veel meer contact hebben met anderen (G=0,264, p<0,00), en vooral email (G=0,295, p<0,00) IRC (G=0,295, p<0,00) en webcafés veel hoger waarderen (G=0,155, p<
0,05). Jongeren maken vaker WWW-paginaās (G=0,135, p=<0,01) en bezitten ook vaker een eigen huis in DDS (G=0,154, p<0,05). Ook hebben ze vaker een log-in naam (G=0,327 en p<0,05) en wat meer ervaring met het Internet (G=0,084 en p<0,05) dan ouderen. Behalve IRC en de webcafés gebruiken jongeren DDS vaker voor professionele doeleinden dan ouderen (zie appendix C).Gebruikers met en zonder huis
Mannen hebben vaker dan vrouwen een eigen huis. Gebruikers met een eigen huis hebben meer contact met anderen in DDS dan gebruikers zonder huis (G=0,258, p<0,00). Ze komen vaker in DDS (G=0,094, p<0,00) en brengen er meer tijd door (G=0,072, p<0,05). Ze hebben al meer ervaring met DDS (G=0,43, p<0,00) en het Internet (G=0,441, p<0,00) dan de andere gebruikers en gebruiken de functies van DDS vaker professioneel (zie appendix C). Jongeren hebben iets vaker dan ouderen een eigen huis (G=0,154, p<0,05). Diegenen met een eigen huis in DDS brengen meer van hun totale tijd op het Internet door in DDS (G=0,198, p<0,00).
Hoger/lager opgeleiden
Omdat studenten zo een groot deel van de onderzoekspopulatie uitmaken, valt het onderscheid studenten/niet studenten grotendeels samen met hoger- en lager opgeleiden.
Frequente/niet-frequente gebruikers
Mannen komen wat vaker in de stad dan vrouwen (G=0,38, p<0,1). Hoe vaker iemand in DDS komt, hoe meer contact diegene heeft met andere bewoners (G=0,394, p<0,00) en hoe belangrijker hij of zij email (G=0,192, p<0,00) en het maken van WWW pagina (G=0,65, p<0,05) vindt. Diegenen die vaker in de stad komen, blijven daar ook langer (G=0,142, p<0,00). Ook het percentage van de tijd op het Internet dat men in DDS doorbrengt, is groter naarmate men vaker komt (G=0,32, p<0,00). Privé en professioneel gebruik verschilt niet tussen frequente en niet-frequente gebruikers.
Gebruikers die al langer in DDS komen vergeleken met diegene die er nog niet zo lang gebruik van maken
Amsterdammers maken al langer gebruik van DDS (G=0,505, p<0,00). Hoe langer iemand in DDS komt, hoe meer hij of zij alle functies gaat waarderen. Dit geldt speciaal voor het maken van WWW-paginaās (G=0,376, p<0,00) en email (G=0,414, p<0,00). Gebruikers die al langer in DDS komen hebben meer contact met anderen (G=0,208, p<0,00) en hebben veel vaker een eigen huis (G=0,642, p<0,00). Vrouwen zijn over het algemeen iets later met DDS begonnen (G=0,230, p<0,05). Er is geen significant verband tussen leeftijd en wanneer een respondent voor het eerst DDS binnenkwam. Uit de gegevens blijkt dat nieuwe gebruikers DDS vaker voor professionele doelen gebruiken (zie appendix C).
Factoranalyse is een methode waarbij een aantal variabelen worden gereduceerd tot een kleiner aantal onderliggende factoren. In Appendix D staat de factormatrix van de data van dit onderzoek. Het blijkt dat de variabelen kunnen worden gereduceerd tot zes onderliggende factoren. Deze factoren kunnen benoemd worden als:
Diegenen die DDS voor professionele doelen gebruiken, hebben wat meer ervaring met het Internet. Ook waarderen zij de informatie in DDS en het voeren van serieuze discussies relatief hoger dan diegenen die DDS voornamelijk voor privé-doeleinden gebruiken. Deze laatste groep vindt de webcaféās belangrijker.
Respondenten die hoog scoren op de factor Īcontactā vinden de webcaféās belangrijk en waarderen informatie minder. Het voeren van discussies scoort negatief op deze factor Īcontactā; blijkbaar zien respondenten het meedoen aan een discussie niet als vorm van contact.
Diegene die synchrone communicatie belangrijk vinden, maken vaker WWW-paginaās dan andere gebruikers. Zij maken ook al wat langer gebruik van het Internet en vinden informatie niet zo belangrijk.
De respondenten die informatie wel belangrijk vinden, besteden minder van de tijd dat ze op het Internet zijn in DDS dan andere gebruikers. Naast informatie hechtten zij over het algemeen ook belang aan het maken van WWW-paginaās en email.
Gebruikers die al langer in DDS actief zijn maken vaker WWW-paginaās dan diegenen die nog niet zo lang in de stad komen. Ook hebben ze meer contact met andere gebruikers, daarvoor gebruiken ze de webcafés niet zo vaak. Ze komen relatief vaak in DDS, maar blijven dan wat korter dan nieuwere gebruikers.
Diegene die asynchrone communicatie belangrijk vinden, zoals email en discussies, hebben relatief veel ervaring met het Internet. Ze komen niet zo vaak in DDS als de Īchattersā.
4.3.3 Anovaās van factorscores
De hiervoor beschreven zes factoren kunnen met behulp van ANOVA gescoord worden op de kenmerken van gebruikers genoemd in paragraaf 4.3.2, zoals geslacht, Amsterdammers/niet Amsterdammers, studenten/niet studenten etcetera. De resultaten van deze Anovaās over de factorscores zijn opgenomen in Appendix E.
Amsterdammers scoren wat lager op de factor ervaring. Dit komt omdat in deze factor alleen de ervaring met het Internet meegewogen wordt. Uit de andere vergelijkingen blijkt ook dat Amsterdammers later met het Internet begonnen zijn, maar eerder met het gebruik van DDS. Amsterdammers gebruiken DDS vaker voor professionele doeleinden dan niet-Amsterdammers.
Studenten scoren hoger op de factor contact en gebruiken DDS minder vaak voor professionele doeleinden dan niet-studenten. Ze zijn over het algemeen iets meer geïnteresseerd in informatie dan niet-studenten.
Respondenten met een eigen huis in DDS scoren hoger op de factor ervaring. Zij gebruiken de stad vaker voor professionele doeleinden en Īchattenā minder.
Hoger opgeleiden hebben meer ervaring met het Internet en gebruiken DDS vaker voor professionele doeleinden dan lager opgeleiden. Ook scoren ze hoger op ervaring. Lager opgeleiden Īchattenā meer. Hoger opgeleiden zijn minder geïnteresseerd in informatie. Dit zou kunnen komen doordat zij andere bronnen van informatie gebruiken dan de stad. Voor lager opgeleiden, die over het algemeen minder Engels spreken, zou DDS wel een bron van informatie kunnen zijn.
Respondenten die minstens één keer per week de DDS bezoeken, hebben over het algemeen meer ervaring en scoren veel hoger op de factor contact dan diegenen die minder vaak in DDS komen. Ze zijn minder geïnteresseerd in informatie en het voeren van discussies.
Respondenten die al lang gebruik maken van DDS, gebruiken DDS vaker voor privé-doeleinden en scoren iets lager op de factor Īchattingā dan de nieuwkomers.
Conclusie manieren van gebruik
DDS heeft een groot aantal mensen kennis laten maken met het Internet. Velen hebben hier hun eerste stappen in cyberspace gezet. DDS groeit relatief ongeveer net zo snel als het Internet. De meeste bewoners komen minstens eens per week in de stad en blijven dan tussen een kwartier en een half uur. Uit de populariteit van de verschillende pleinen blijkt dat DDS voornamelijk voor recreatieve en sociale doelen wordt gebruikt. Het professionele gebruik van de functies van DDS is klein. De meest gebruikte functies zijn e-mail en het zoeken van informatie. Naast DDS besteden de meeste bewoners nog veel tijd aan de rest van het Internet. De communicatie tussen bewoners is sinds het onderzoek uit 1994 flink gestegen.
Uit de vergelijkingen tussen gebruikerskenmerken en manieren van gebruik van de functies van DDS blijkt dat mannen vaker een log-in naam en een eigen huis hebben, frequenter komen en DDS vaker voor professionele doeleinden gebruiken dan vrouwen. Vrouwen blijven echter langer dan mannen, besteden meer van hun tijd op het Internet aan DDS en hebben meer contact met andere gebruikers. Zij hebben over het algemeen nog wat minder ervaring met de stad en het Internet.
Amsterdammers zijn over het algemeen wat later met het Internet begonnen dan niet-Amsterdammers, maar eerder met het gebruik van DDS. Verder zijn er weinig grote verschillen tussen Amsterdammers en niet-Amsterdammers. Dit duidt er op dat er vanuit de gebruikers nog nauwelijks een band is tussen DDS en Amsterdam.
Doordat in de onderzoekspopulatie het percentage studenten hoog was, overlapte deze groep voor een groot deel met de groepen jongeren en hoger opgeleiden. Deze groepen gebruiken DDS intensief, voornamelijk recreatief en vooral voor communicatie met anderen.
Diegenen met een eigen huis in DDS komen vaker en brengen meer tijd in de stad door. Ook hebben zij meer ervaring met het Internet, gebruiken ze DDS vaker voor professionele doeleinden en Īchattenā ze minder dan diegenen zonder eigen huis.
Uit de gegevens blijkt dat er een relatie is tussen hoe vaker iemand komt, hoe langer diegene blijft en hoe meer contact hij of zij heeft met anderen. Dit wijst er op dat in ieder geval een aantal gebruikers deel uitmaakt van een virtuele gemeenschap.
Ook is er een relatie tussen het professionele en privé-gebruik van de functies van de stad. Over het algemeen hebben diegenen die de stad voor privé-doeleinden gebruiken meer contact met anderen, maar waarderen ze informatie minder dan de professionele gebruikers.
Ervaren gebruikers hebben meestal meer contacten en vaker een huis dan nieuwkomers.
Op basis van de bovenstaande observaties kan een kaart getekend worden van de populatie van DDS. Deze is slechts bedoeld als indicatie, de cirkels zijn niet precies op schaal getekend.
Figuur 7. Kaart van de populatie van DDS
Om de vraag te beantwoorden of er in De Digitale Stad (DDS) een virtuele gemeenschap is ontstaan, moet eerst duidelijk zijn wat met dit begrip bedoeld wordt. De term gemeenschap heeft twee betekenissen. De eerste betekenis duidt op een fysieke plaats zoals een stad, dorp of wijk. Een groep mensen die daar woont is met elkaar verbonden omdat ze in elkaars fysieke nabijheid leven, met gemeenschappelijke regels en vaak, maar niet altijd, ook een gedeelde culturele achtergrond. De tweede betekenis is die van sociale groep waarvan de leden een gedeelde interesse hebben, die professioneel, religieus of vanuit een hobby voortkomt. In dit geval kunnen individuen lid zijn van meerdere gemeenschappen (Cohill en Kavanaugh, 1997).
Beide betekenissen zijn van belang voor virtuele gemeenschappen. Sommige gemeenschappen zijn niet gebonden aan een plaats, maar ontstaan rond een nieuwsgroep of mailing-list. Geografische grenzen zijn voor deze gemeenschappen niet van belang en de participanten kunnen verspreid zijn over de hele wereld. Maar er zijn ook digitale gemeenschappen die wel verbonden zijn aan een geografisch locatie. De Digitale Stad is bijvoorbeeld gestart als specifieke voorziening voor Amsterdammers. Later is de band tussen deze Īstadā en Amsterdam losser geworden en de stad presenteert zich nu als virtuele stad zonder verbinding met een fysieke plaats.
De beschrijving van de bevolking geeft het beeld van een homogene populatie in DDS. De sociale structuur van DDS verschilt sterk met die van de stad Amsterdam en de gehele Nederlandse populatie.
De respondenten zijn voornamelijk jonge mannen met een HBO of universitaire opleiding, vaak nog studerend of met een baan. Vrouwen, ouderen, lager opgeleiden en werkelozen zijn nog sterk ondervertegenwoordigd. De bevolking van DDS is gedistribueerd over heel Nederland. Doordat de voertaal in DDS Nederlands is, zijn de weinige buitenlandse gebruikers vooral emigranten.
De resultaten van dit onderzoek wijken weinig af van het beeld dat naar voren kwam in de enquête uit 1994. De verhouding tussen mannen en vrouwen is minder scheef, maar nog steeds zijn mannen sterk oververtegenwoordigd. Doordat het voor studenten steeds makkelijker is om via universiteiten verbinding met het Internet te maken, is de gemiddelde leeftijd gedaald en het percentage bewoners dat nog met een opleiding bezig is gestegen.
Over het algemeen is ook de manier waarop DDS gebruikt wordt vrij homogeen te noemen. Er zijn wel verschillen tussen de manieren waarop de verscheidene groepen in DDS de functies van de stad gebruiken, maar deze zijn vrij klein. Voor de meerderheid van de bewoners van DDS is het bezoek van de stad geen deel van hun dagelijks leven. Uit wat de meest populaire plaatsen en meest gebruikte functies zijn, kan geconcludeerd worden dat voor de gebruikers de recreatieve functies het belangrijkst zijn. DDS wordt dan ook weinig voor professionele doeleinden gebruikt.
Nieuwe gebruikers hebben vaak nog weinig contact met anderen in de stad, zijn nog weinig ervaren met het Internet. Zij gebruiken DDS, of denken de DDS te zullen gaan gebruiken, voor zowel privé als professionele doeleinden. Naast deze nieuwe gebruikers zijn de professionele en de recreatieve gebruikers te onderscheiden. De professionele gebruikers hebben minder contacten met anderen, gebruiken voornamelijk asynchrone manieren van communicatie, zoals het voeren van discussies, en vinden het aanbieden en zoeken van informatie belangrijk. De recreatieve gebruikers hebben juist veel contacten, prefereren synchrone communicatiemethoden, zoals de webcaféās, zijn frequente bezoekers en gebruiken DDS voornamelijk voor privé-doelen.
Uit de vergelijkingen tussen gebruikerskenmerken en manieren van gebruik van de functies van DDS blijkt dat mannen vaker een log-in naam en een eigen huis hebben, frequenter komen en DDS vaker voor professionele doeleinden gebruiken. Vrouwen blijven echter per bezoek langer dan mannen en besteden meer van hun tijd op het Internet aan DDS. Zij hebben over het algemeen ook wat minder ervaring met de digitale stad.
Er zijn weinig verschillen tussen Amsterdammers en niet-Amsterdammers. Dit duidt er op dat er vanuit de gebruikers nog nauwelijks een band is tussen DDS en Amsterdam.
Doordat in de onderzoekspopulatie het percentage studenten hoog was, overlapte deze groep voor een groot deel met de groepen jongeren en hoger opgeleiden. Deze groepen gebruiken DDS intensief en vooral voor communicatie met anderen en voor recreatie.
Diegenen met een eigen huis in DDS komen vaker en brengen er meer tijd door. Ook hebben zij meer ervaring met het Internet en gebruiken ze DDS vaker voor professionele doeleinden.
Uit de gegevens blijkt dat er een relatie is tussen de frequentie van bezoek, de lengte van dat bezoek en de hoeveelheid contact die de gebruiker heeft. Dit wijst er op dat in ieder geval een aantal gebruikers deel uitmaakt van een virtuele gemeenschap.
De verbinding tussen cyberspace en de werkelijke ruimte, die er bij het begin van DDS duidelijk was, lijkt nu steeds minder te worden. De bewoners van DDS zijn steeds minder bewoners van Amsterdam. Het loslaten van de band tussen Amsterdam en DDS houdt het gevaar in dat de oorspronkelijke doelstelling, het ondersteunen van de regio, juist tegengewerkt gaat worden omdat mensen door het gebruik van computer gebaseerde communicatiesystemen steeds minder binding hebben met hun geografische omgeving.
Is er nu een virtuele gemeenschap ontstaan in DDS?
Hiervoor zijn een aantal aanwijzingen gevonden:
Er zijn echter ook een aantal aanwijzingen gevonden die op het tegendeel wijzen:
Optimisten die de voordelen van computergebaseerde communicatie aanprijzen hebben er vaak op gewezen dat deze technologie sekse, ras, leeftijd en nationalisme onbelangrijk zou maken en op de lange duur zou zorgen voor een grotere gelijkheid tussen mensen (Lillie, van het Internet). De gevonden homogeniteit in sociale structuur in DDS lijkt echter op het tegendeel te wijzen. Ook bij andere virtuele gemeenschappen is deze homogeniteit gevonden:
"Virtual communities are, more often than not, pseudocommunities. They lack many of the essential features of real communities, such as face- to-face conversation, the unplanned encounter - the chance meetings between people that promote a sense of neighborliness and familiarity - and, perhaps most important, the confrontation with people whose lifestyles and values differ from yours. In this sense, virtual communities tend to be utopian - they are communities of interest, education, tastes, beliefs, and skills." (London, 1997)
In DDS is wel een gemeenschap ontstaan, maar dit is een gemeenschap in de zin van een groep met een gemeenschappelijke interesse of een gedeelde achtergrond. Een echte digitale stad, waarin verschillende culturen samen leven, samen de sfeer bepalen en elkaar beïnvloeden is het (nog) niet.
De gevonden sociale homogeniteit kan een gevolg zijn van de vroege fase van diffusie van dit soort systemen. Als dat waar is, dan bestaat de huidige populatie voornamelijk uit Īearly adoptersā, mensen die voorlopen bij het gebruik van nieuwe technieken. Aan de andere kant kan het ook betekenen dat DDS een elitestad is geworden, onbereikbaar voor de lagere klassen van de samenleving. Verder onderzoek zal dit duidelijk moeten maken.
Dit onderzoek zal in 1998 herhaald worden om te zien of er in de loop van de tijd veranderingen zijn opgetreden. Hiernaast zal iedereen die aan dit eerste onderzoek heeft meegedaan apart aangeschreven worden om een aparte enquête in te vullen, zodat een longitudinaal onderzoek kan worden uitgevoerd.
Beckers, D. (1996) Results of the second Digital City Questionnaire
URL http://www.swi.psy.uva.nl/studenten/beckers/DDS/results/ddsinlr.html
Besselaar, P. van den (1997) Electronic infrastructures and social networks: a social analysis of citizens and city life in the Amsterdam Digital City, in community space & cyberspace, what is connection? Proceeding 6th DIAC, Seattle, CPSR.
Besselaar, P. van den en Beckers, D. Electronic infrastructures and social networks: a social analysis of citizens and city life in the Amsterdam Digital City, forthcoming.
Billiet, J. B. (1993) Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek: ontwerp en dataverzameling, Uitgeverij Acco, Amersfoort.
Cohill, A.M. en Kavanaugh (1997) A.L. Community Networks, Lessons form Blacksburg, Virgina Artech house, Norwood, USA.
Gibson, William (1984) Neuromancer, ACE publishers, New York, USA.
Giddens, Anthony (1991) Modernity and Self-Identity Self and Society in the Late Modern Age Polity Press, Oxford, UK.
Guy, N.K (
1991) Community networks: building real communities in a virtual space? University of Waterloo Internet http://www.vcn.bc.ca/people/nkg/ma-thesis
London, Scott (1997) Civic Networks: Building Community on the Net Internet http://www.west.net/~insight/london/networks.htm
Lillie, Jonathan (jaartal onbekend) Possible Roles for Electronic Community Networks and Participatory Development Strategies in Access Programs for Poor Neighborhoods Internet http://www.unc.edu/~jlillie/310.html
McCall, R. (1990) Fundamental statistics for behavioral science Harcourt Brace Jovanovich College Publishers, Fort Wort, USA.
McLuhan, M. en Fiore Quentin (1966) The medium is the massage An inventory of effects HardWired, San Fransisco, USA.
Norusis, M.J. (1988) SPSS/PC+ v2.0 Base Manual for the IBM pC/XT/AT and PS/2 SPSS Europa B.V., Gorichem.
Rheingold, Howard (1993) The Virtual Community, Internet URL onbekend
Schalken, Kees en Tops, Pieter (1994) The Digital City, A study into the backgrounds and opinions of its residents Paper presented at the Canadian Community Networks Conference August 15-17, 1994 Carleton University, Ottawa, Canada.
Schalken, Kees en Tops, Pieter (1994) De digitale stad Gemeenschap en democratie in de informatiemaatschappij In: Jilleba, Kock, ea. (red.). Jaarboek overheidscommunicatie 1995 (pp. 47-55). Den Haag: VUGA Uitgeverij BV / Vereniging voor Overheidscommunicatie (VVO).
Schuler, Doug (1996) Developing and Sustaining Community Networks Internet http://www.scn.org/ip/commnet/workshop.html#services
Sutherland, Ewan (1990) Minitel -- the resistible rise of French videotex Internet
http://acetylene.lamp.ac.uk/ewan/minitel/print.htm
Wilterdink en van Hierikhuizen (1989), Samenlevingen Een verkenning van het terrein van de sociologie Wolters Noordhoff, Groningen.
Appendix A. resultaten onderzoek 1994
De belangrijkste resultaten van het onderzoek van Schalken en Tops (1994) The Digital City, A study into the backgrounds and opinions of its residents.
Dit onderzoek werd uitgevoerd 10 weken na de opening van DDS van Amsterdam. Zij verzamelden door middel van een vragenlijst de gegevens van 1200 bewoners.
Geslacht:
Mannelijk |
91.0% |
Vrouwelijk |
9.0% |
Leeftijd:
8-18 jaar |
5.9% |
19-25 jaar |
29.0% |
25-30 jaar |
23.3% |
31-35 jaar |
15.7% |
36-40 jaar |
10.9% |
41-50 jaar |
11.8% |
51 jaar en ouder |
3.4% |
Woonplaats:
Amsterdam |
45.0% |
Utrecht |
2.7% |
Rotterdam |
2.1% |
Den Haag |
1.9% |
Amstelveen |
1.9% |
Leiden |
1.8% |
Delft |
1.5% |
Eindhoven |
1.3% |
Haarlem |
1.2% |
Overigen |
39.4% |
Buitenland |
1.3% |
Opleiding:
lager onderwijs |
1.1% |
LBO, MAVO/(M)ULO |
3.9% |
MBO, HAVO, VWO |
23.1% |
HBO |
24.7% |
WO |
47.3% |
Werkzaamheden:
loondienst/(semi)overheid |
21.2% |
loondienst partic. sector |
27.3% |
zelfstandig beroep |
12.4% |
werkzaam in huishouden |
0.1% |
student/scholier |
31.0% |
werkloos/gepensioneerd/etc. |
7.7% |
Politieke interesse:
zeer geïnteresseerd |
22.3% |
tamelijk geïnteresseerd |
54.8% |
nauwelijks geïnteresseerd |
19.1% |
niet geïnteresseerd |
3.9% |
Ervaring computernetwerken:
geen ervaring |
18.9% |
weinig ervaring |
14.5% |
enigszins ervaring |
37.9% |
veel ervaring |
28.7% |
Interesses:
Computertechnologie |
76.6% |
Kunst/Cultuur |
43.3% |
Politiek/Democratie |
41.0% |
Maatschappijwetenschappen |
31.3% |
Economie |
27.2% |
Sport |
22.5% |
Anders |
24.4% |
Gebruik verschillende faciliteiten:
veel |
geregeld |
weinig |
geen |
|
Internet |
24% |
30% |
23% |
23% |
Elektronische post |
22% |
30% |
32% |
17% |
Cafés |
10% |
12% |
27% |
51% |
Elektronische tijdschriften |
5% |
19% |
45% |
32% |
Discussieplatforms |
4% |
12% |
28% |
56% |
Informatie politieke partijen |
3% |
10% |
34% |
53% |
Informatie gemeente |
2% |
9% |
32% |
57% |
Informatie kantoorwijk |
1% |
9% |
20% |
60% |
Wijze van inloggen:
Via Modem thuis |
74.6% |
Via werkplek |
13.2% |
Via studieplek |
7.6% |
Anders |
4.4% |
Reden tot deelname:
Kennis maken/rondkijken |
67.9% |
Toegang tot Internet |
50.9% |
Opzoeken van informatie |
37.3% |
Contact maken met anderen |
21.8% |
Volgen/deelnemen discussies |
19.8% |
Overige redenen |
16.2% |
Reden van gebruik faciliteiten:
Hobby/ontspanning |
60.2% |
Overige privé-doeleinden |
16.2% |
Werk |
14.9% |
Andere redenen |
8.4% |
Tijdsbesteding (min/week):
Gebruik Internet |
83% |
Cafés |
76% |
electronische post |
48% |
Discussieplatforms |
40% |
Tijdschriften |
30% |
Informatie kantoorwijk |
20% |
Informatie gemeente |
19% |
Informatie politieke partijen |
18% |
Contact met medebewoners:
Zeer vaak |
3.5% |
Geregeld |
16.8% |
Zelden |
33.3% |
Nooit |
46.1% |
Gebruiksvriendelijkheid:
zeer gebruikersvriendelijk |
12.7% |
gebruikersvriendelijk |
59.9% |
gebruikersonvriendelijk |
20.9% |
zeer gebruikersonvriendeliik |
3.6% |
weet niet/geen mening |
2.9% |
Eindoordeel:
Zeer positief |
22.4% |
Positief |
61.9% |
Positief/negatief |
12.6% |
Negatief |
2.0% |
Zeer negatief |
0.2% |
Weet niet/geen mening |
0.9% |
Bereidheid om te betalen:
Ja |
26.2% |
Nee |
32.1% |
Weet niet |
41.7% |
Appendix B. Digitale steden, gemeenten en regioās in Nederland
September 1997
[bron: DDS http://www.dds.nl/plein/digisteden/maps/kaartkl.html]
Digitale Steden en Dorpen
http://www.alkmaar.net |
Alkmaar |
http://www.dial.nl |
Almere |
http://www.dds.nl |
Amsterdam |
http://www.dsa.nl |
Amersfoort |
http://www.dma.be |
Antwerpen |
http://www.tip.nl/users/ronrein/ddsa.htm |
Apeldoorn |
http://www.tref.nl/arnhem |
Arnhem |
http://www.accessnet.nl/assen/homepage.htm |
Assen |
http://www.barneveld.com |
Barneveld |
http://www.digitaal.nl/~oscar |
Bathmen |
http://www.prconsult.nl/beekberg |
Beekbergen |
http://MarquiSite.concepts.nl |
Bergen op Zoom |
http://www.worldcity.nl |
Beverwijk |
http://Baronie.concepts.nl |
Breda |
http://194.178.157.2/coevordn/homepage.htm |
Coevorden |
http://www.dsc.nl |
Culemborg |
http://www.dsdelft.nl |
Delft |
http://noord.bart.nl/~market |
Delfzijl |
http://www.iaehv.nl/users/mabo/deurne.htm |
Deurne |
http://www.worldaccess.nl/~fjhofman |
Deventer |
http://www.waterstad.nl |
Dordrecht |
http://www.edestad.com |
Ede |
http://www.dse.nl |
Eindhoven |
http://www.accessnet.nl/emmen |
Emmen |
http://www.pi.net/~hemel/emmenidx.htm |
Emmen |
http://www.rug.nl/dsg |
Groningen |
http://www.denhaag.org |
Den Haag |
http://www.dsh.nl |
Haarlem |
http://www.pi.net/~haghorst/home.html |
Haghorst |
http://www.startnet.nl/harden/home.htm |
Hardenberg |
http://www.decoint.com/heeldig |
Heel |
http://www.pi.net/~heeten |
Heeten |
http://huizen.dds.nl/~heeze |
Heeze |
http://www.obd.nl/gemeenten/hellend/hellnijv/helhom.htm |
Hellendoorn |
http://www.xs4all.nl/~chase/hia |
Hendrik-Ido-Ambacht |
http://www.dsdb.nl |
's Hertogenbosch |
http://www.accessnet.nl/hgv/homepage.htm |
Hoogeveen |
http://www.cuci.nl/kerkrade |
Kerkrade |
http://www.trendsoft.nl/users/a.plomp/town.htm |
Kockengen |
http://www.dse.nl/leende |
Leende |
http://dru.knoware.nl/friesland/plaatsen/leeuwrdn/leeuwrdn.htm |
Leeuwarden |
http://www.dsl.nl |
Leiden |
http://www.bART.nl/~steemanf |
Leiderdorp |
http://www.mcs.nl/city/lelystad.html |
Lelystad |
http://www.maassluis.nl |
Maassluis |
http://dru.knoware.nl/maatschappij/gemeenten/maarssen/maarssen.htm |
Maarssen |
http://194.178.157.2/meppel/homepage.htm |
Meppel |
http://www.i-middelburg.nl |
Middelburg |
http://home.worldonline.nl/~wablank/digihome.htm |
Middelstum |
http://home.pi.net/~berbron/midwolda.htm |
Midwolda |
http://www.nijmegen.nl |
Nijmegen |
http://www.dsl.nl/oegstgeest |
Oegstgeest |
http://www.do.nl |
Oisterwijk |
http://www.mifra.nl |
Oldenzaal |
http://www.ddso.nl |
Oosterhout |
http://www.dso.nl |
Oss |
http://www.xs4all.nl/~jklee/purmer |
Purmerend |
http://www.won.nl/dsp |
Purmerend |
http://www.martinic.nl/schagen |
Schagen |
http://www.dra.nl/~spykcity |
Spijkenisse |
http://accessnet.nl/steenwyk |
Steenwijk |
http://www.noord.bart.nl/~dkuil/tenboer.html |
Ten Boer |
http://www.dst.nl |
Tilburg |
http://alpha.nedernet.nl/uitgeest |
Uitgeest |
http://www.icns.nl/uden/uden/gemeente/Welcome.html |
Uden |
http://www.multiplaza.com/urk |
Urk |
http://www.oberon-arts.com/vaals |
Vaals |
http://www.dsvenlo.nl |
Venlo |
http://www.vianen-dc.nl |
Vianen |
http://www.dsv.nl |
Vlaardingen |
http://www.ddsw.nl |
Wageningen |
http://huizen.dds.nl/~digweert |
Weert |
http://huizen.dds.nl/~wiekslag/winsum/winsum.htm |
Winsum |
http://www.dru.nl/users/dsij/index.htm |
IJsselstein |
http://www.diza.nl |
Zaanstad |
http://www.tref.nl/zoetermeer |
Zoetermeer |
http://www.noord.bart.nl/~ajz/zuidhorn.html |
Zuidhorn |
http://www.zwijndrecht.net |
Zwijndrecht |
http://194.178.157.2/zwolle/homepage.htm |
Zwolle |
Digitale Gemeenten
http://www.dds.nl/overheid/stadhuis |
Amsterdam |
http://www.tref.nl/breda/gemeente |
Breda |
http://www.dse.nl/eersel |
Eersel |
http://www.geleen.nl |
Geleen |
http://dru.knoware.nl/maatschappij/gemeenten/lopik/LOPIK.HTM |
Lopik |
http://www.pi.net/~voorlws/wins.html |
Winschoten |
http://www.diza.nl/zaanstad |
Zaanstad |
Digitale Regio's
http://www.dra.nl |
Digitale Regio Alkmaar |
http://www.amazed.nl |
Provincie Drente |
http://www.drenthe-net.nl |
Drenthe-net |
http://www.xs4all.nl/~psi |
Flevonet |
http://www.multiweb.nl/~fdg/dwf |
West Friesland |
http://dru.knoware.nl/friesland |
Digitale Regio Friesland |
http://www.xs4all.nl/~interad/friesland |
Provincie Friesland |
http://www.gelderland.nl |
Provincie Gelderland |
http://www.amibo.demon.nl/haarlemm |
Haarlemmermeer Digitaal |
http://www.kortrijk.be |
Digitale Regio Kortrijk |
http://www.dds.nl/~digilimb |
Digitale Regio Limburg |
http://www.noordkop.tip.nl |
Digitale Regio Noordkop |
http://RoseValley.concepts.nl |
Digitale Regio Roosendaal |
http://www.mediaport.org |
Mediaport Rotterdam |
http://www.twenteweb.nl |
Twenteweb |
http://dru.knoware.nl |
Digitale Regio Utrecht |
http://www.zeelandnet.nl |
Zeelandnet |
http://www.qld.nl/regio.net |
Digitale |
Regio |
Zoetermeer |
http://www.pbczh.nl |
Digitale Provincie Zuid Holland |
http://www.edestad.com/vallei |
Digitale Vallei Regio |
http://www.cuci.nl/~ssr |
Digitaal Zuid Limburg |
Andere Sites
http://www.ddb.nl |
De Digitale Bommelerwaard |
http://www.euro.net:8003/Multifo/index.html |
Info Center Friesland |
HTTP://WWW.KEMPENWEB.NL |
Kempenweb |
http://www.dru.nl/lunetten |
Lunetten |
http://www.kct.nl/leoweb |
Leoweb |