1.2 Nationaal Actieplan Elektronische
Snelwegen
In Nederland werd in de Troonrede van 1994 voor het eerst
gesproken over een Nationaal Actieplan aangaande de zogenaamde
'digitale snelwegen'. In dit plan, dat werd gepresenteerd in
december 1994, wordt het initiatief tot de digitale snelwegen
voornamelijk overgelaten aan de markt. Het particulier
initiatief zal moeten zorgen voor de aanleg en de
toepassingsmogelijkheden van digitale snelwegen, de rol van de
overheid blijft beperkt tot het reguleren (of dereguleren) van
de randvoorwaarden. In het actieplan stelt de
Nederlandse regering zichzelf de volgende taken:
- het verzekeren van een brede toegang tot de
communicatiemedia en rijke, pluriforme informatiebronnen voor
de hele samenleving. Dit komt tot uiting in het
informatieverzorgings-, voorlichtings- en onderwijsbeleid en
in een kwalitatief hoogstaand en gevarieerd aanbod via een
sterke en herkenbare publieke omroep;
- ruimte te bieden voor initiatieven in de marktsector om
investeringen te doen in netwerken en diensten, door een
voortvarende aanpak van liberalisering en waar mogelijk
deregulering van markten voor telecomdiensten en elektronische
media;
- een nieuw kader te scheppen voor (zelf)regulering om
heldere juridische voorwaarden vast te stellen rond niet op
papier vastgelegde informatie. Daarbij spelen onder meer
aspecten als intellectuele eigendomsrechten en privacy een
rol;
- de positie van de overheid als grootverbruiker van
informatie-(systemen) en telecomdiensten zo te organiseren,
dat deze een stimulerende en richtinggevende invloed uitoefent
op de ontwikkeling van elektronische snelwegen;
- versterking van de kennisinfrastructuur;
- het opzetten van een beperkt aantal richtinggevende
voorbeeldprojecten in de markt- en openbare sector om een
start te maken en ervaring op te doen met de ontwikkeling van
de elektronische snelwegen.
In het Nationaal Actieplan wordt voorgesteld een wettelijk en materieel raamwerk te creëren dat een commercieel en bestuurlijk belangrijke infrastructuur van interactieve communicatie mogelijk maakt.
Als gevolg van de aandacht voor de elektronische snelweg en het daaruit voortvloeiende Nationaal Actieplan van de regering, besloot het Ministerie van Economische Zaken zelf het goede voorbeeld te geven. Begin 1995 heeft het ministerie een 'EZ-winkel' geopend op het Internet. In deze winkel is - 24 uur per dag - informatie beschikbaar voor ondernemers en andere geïnteresseerden over subsidieregelingen en Europese markeringsnormen voor industriële produkten. Tevens zijn er in de EZ-winkel discussiemogelijkheden en meningspeilingen over economische thema's zoals de winkelsluiting.
Sinds oktober 1994 is informatie van de Eerste en in beperkte mate van de Tweede Kamer beschikbaar in De Digitale Stad. In dit zogeheten 'Loket Parlement', beheerd door het Parlementair Documentatie Centrum, krijgt men alle gegevens over Eerste en Tweede Kamerleden en kan men tevens vragen stellen en commentaar leveren.
1.3 Sociaal-maatschappelijke gevolgen
In de internationale rapporten wordt niet alleen gesproken
over de aanleg van de digitale snelweg, ook wordt veel
aandacht besteedt aan de sociaal-maatschappelijke gevolgen die
worden toegeschreven aan de komende 'digitale revolutie'. Dat
daarbij weinig terughoudendheid wordt betracht blijkt
bijvoorbeeld uit het volgende citaat afkomstig uit het
Europese Bangemann-rapport:
'This revolution adds huge new capacities to human intelligence and ... changes the way we work together and the way we live together.'
De ontwikkeling van de digitale snelweg zal volgens dit rapport onder meer gevolgen hebben voor de economische ontwikkeling, het niveau van het onderwijs, de Europese integratie, het functioneren van de democratie, de effi- ciëntie van publieke diensten, en zou zelfs kunnen leiden tot een verhoging van de algemene levensstandaard. De analyses van de mate waarin dergelijke gevolgen zich zullen mani- festeren, lopen op dit moment nog zeer uiteen en zijn in het algemeen vrij abstract. In het Bangemann-rapport wordt dan ook de behoefte uitgesproken aan praktische experimenten die meer inzicht kunnen geven in de toekomstige ontwikkelingen.
Uitgangspunt van de internationale rapporten als de Amerikaanse NII en het Europese Bangemann-rapport is de openstelling van de internationale data-infrastructuur voor iedereen. Niet alleen voor bedrijven, overheids- en onder- wijsinstellingen maar ook voor de totale particuliere sector. In het Nationaal Telecommunicatie Initiatief van de CAPT, een adviescommissie van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, wordt gewezen op het gevaar van een tweedeling tussen aangeslotenen en niet-aangeslotenen.
De rapporten aangaande de bouw van de elektronische snelwegen zijn gericht op de voorwaarden voor aanleg en vooral gebruik van de nieuwe data-infrastructuur en op de partners die daarin zullen participeren. Over de inhoudelijke architectuur van de infrastructuur bestaat nog weinig duidelijkheid; over het wensen- en behoeftenpatroon van de toekomstige consumenten is zo mogelijk nog minder bekend. Als het gaat om de activiteiten die op de elektronische snelweg zullen worden verricht, worden ook nadere studies en 'pilot-projecten' aangekondigd. Belangrijk is dat men daarbij aansluit op reeds bestaande projecten. Hoewel de digitale snelweg van de toekomst naar verwachting nauwelijks zal lijken op het huidige Internet, worden daar momenteel diverse toepassingsvormen ontwikkeld en getest. Een van die toepassingsvormen is De Digitale Stad.
1.4 Internet
In de discussie over de elektronische snelweg wordt het
bestaande Internet steeds meer op de voorgrond geplaatst.
Onlangs merkte Al Gore in dit kader op: 'I consider the
Internet as the prototype of the electronic superhighway'. Het
huidige Internet is in feite een wereldwijde koppeling van
computernetwerken (een netwerk van netwerken) die zich
vrijwillig aan dezelfde standaard houden. Met recht kan het
Internet een wereldomvattend computernetwerk worden genoemd.
Het Internet heeft een aantal unieke kenmerken, waaronder de
afwezigheid van een centrale autoriteit. In de loop der jaren
hebben naast academische instellingen steeds meer bedrijven en
organisaties zich aangesloten. Een laatste fase in deze
ontwikkeling is het snel groeiende aantal particuliere
gebruikers van het netwerk. In Noord-Amerika speelde dit
proces zich veel eerder af dan elders in de wereld, waardoor
aldaar maatschappelijke initiatieven, zoals bijvoorbeeld de
Free-Nets, eerder van de grond kwamen (Cleveland Free-Net,
1986).
1.5 Internet in Nederland
In Nederland begon SURFnet in 1989 met het aanbieden van
Internet-toegang aan academische instellingen, hogescholen en
research-instellingen van het bedrijfsleven. Vanaf januari
1995 kan SURFnet haar diensten ook aanbieden aan andere
onderwijsinstellingen (lager- en middelbaar onderwijs en
instellingen voor beroeps- en volwasseneneducatie). De
Stichting NLnet richt zich met Internetdiensten - sinds 1989 -
met name op de markt van bedrijven (SURFnet mag deze markt
niet bedienen). NLnet krijgt op dit vlak in 1995 concurrentie
van met name Unisource.
Het gebruik van het Internet door particulieren werd mogelijk
vanaf mei 1993, toen het eerste inbelpunt gerealiseerd werd
door de Stichting Xs4all (toen nog Stichting Hacktic Netwerk).
In een aantal plaatsen bieden bedrijven inmiddels
particulieren tegen betaling toegang tot het Internet. Nieuwe
grote aanbieders op de commerciële markt zullen toegang
tot het Internet aan gaan bieden (Planet Internet/PTT
Multimedia, IBM), terwijl ook een kleinere aanbieder als
Stichting Xs4all haar vleugels uitslaat naar andere strategi-
sche basistariefgebieden (Zoetermeer, Maarssen).
1.6 Exponentiële groei
Het Internet maakt momenteel een exponentiële groei door.
Volgens een telling van de NSF (de Amerikaanse National
Science Foundation) waren in december 1994 ruim 4 miljoen
'hosts' op het Internet aangesloten. Het aantal gebruikers
ligt een factor 3 tot 10 hoger (de berekeningen op dit gebied
variëren nogal), hetgeen een geschat aantal gebruikers
oplevert van rond de 20 miljoen. Indien een gelijke telling
wordt gehanteerd voor Nederland dan zijn er op dit moment in
Nederland met ongeveer 62.000 aangesloten 'hosts' ongeveer
185.000 tot 620.000 gebruikers (moeilijk te schatten: minimaal
factor 3 maximaal factor 10). Ongeveer 80% van de hosts in
Nederland betreft academische en research-instellingen die bij
Surfnet zijn aangesloten.<p>1.7
Succesfactoren
Een belangrijke succesfactor van het Internet is de combinatie
van informatie en communicatie. Het Internet functioneert, in
tegenstelling tot de meer traditionele vormen van
communicatie, niet alleen van persoon tot persoon (zoals de
telefoon), of van één naar velen (radio en
televisie), maar heeft ook een 'many-to-many' karakter (zie
afbeelding 1). Iedere informatie-ontvanger is tegelijkertijd
ook informatieproducent. Een bericht geplaatst in een nieuws-
groep, of op een mailing-list kan in principe vrijelijk door
alle Internet-gebruikers worden bekeken.
[Afbeelding 1]
1.8 De Digitale stad
De Digitale Stad heeft vanaf het begin aansluiting gezocht bij
de technologie en de dynamiek van het Internet. De plaatsing
van De Digitale Stad in de ontwikkelingen rond Internet en de
digitale snelweg in het algemeen is belangrijk omdat De
Digitale Stad voortbouwt op de open structuur van dergelijke
netwerken. Het concept van De Digitale Stad is niet gesloten,
maar volgt de dynamische ontwikkelingen van het Internet. Een
voorbeeld daarvan is de overstap naar een grafische interface.
Steeds meer applicaties op het Internet gebruiken een
grafische interface. Een dergelijke interface maakt de
beschikbare diensten niet alleen aantrekkelijker, maar ook
eenvoudiger ('point-and-click') te bedienen.
1.9 Toekomst
Op het Internet zijn inmiddels radio-uitzendingen beschikbaar
die men naar de eigen computer kan halen, er zijn experimenten
gedaan met live televisie-uitzendingen op het net en er zijn
softwarepakketten ontwikkeld waarmee op een technisch
eenvoudige manier videoconferencing kan worden gerealiseerd
via het Internet. Een voorlopig knelpunt hierbij is de
bandbreedte. Digitaal geluid en bewegend beeld betekenen grote
hoeveelheden data, waardoor de verbinding die men heeft met
het Internet een grote transmissiecapaciteit vereist. Een
gewone telefoonverbinding voldoet hier voorlopig nog niet
aan.
In de toekomst zal de datacommunicatie, die momenteel via het telefoonnetwerk verloopt, wellicht via andere media plaats kunnen vinden. Een integratie van het televisie- en telefoonnetwerk behoort bijvoorbeeld tot de mogelijkheden. In Nijmegen en Wageningen vinden experimenten plaats om Internet via de kabelinfrastructuur aan te bieden. Dergelijke ontwikkelingen zullen door De Digitale Stad op de voet worden gevolgd. Er wordt niet bij voorbaat vanuit gegaan dat de bestaande standaarden definitief zijn vastgelegd. Daarmee krijgt het innovatieve en open karakter van De Digitale Stad een extra dimensie.