Jaarboek Overheidscommunicatie 1995 p. 47-53

 

De Digitale Stad

Gemeenschap en democratie in de informatiemaatschappij

 

K. Schalken en P. W. T ops

Inleiding

Met het versturen van een e-mail-bericht aan de Amerikaanse Vice-President Gore, opende de Amsterdamse wethouder De Grave op 15 januari 1994 de Digitale Stad. De Digitale Stad is een computer, die in verbinding staat met een wereldwijd netwerk van computers en zo een 'virtuele gemeenschap' vormt.

De Digitale Stad is ontwikkeld in samenwerking tussen het Amsterdamse cultureel centrum de Balie en de uit de wereld van computeractivisten voortkomende stichting 'Hacktic Netwerk' (sinds kort genaamd de stichting 'xs4all', spreek uit: access for all). De stad is ontwikkeld naar het model van zogenoemde 'FreeNets' die in het midden van de jaren '80 in de Verenigde Staten zijn opgezet. Bekende voorbeelden van dergelijke FreeNetsystemen zijn het Cleveland Community Computer System, het Denver Free-Net (beide in de Verenigde Staten) en het National Capital Free-Net (Ottawa, Canada).

Free-nets

Inspiratiebron voor de initiatiefnemers van de Digitale Stad waren de uit de Verenigde Staten en Canada afkomstige 'Free-Nets'. Free-Nets zijn zogenoemde 'community-networks', ook wel 'virtuele gemeenschappen' genoemd. In die virtuele gemeenschap gebeurt alles wat in de werkelijke wereld ook gebeurt, zij het digitaal.

Het eerste Free-Net-systeem is in 1985 in Cleveland opgericht door Tom Grundner die momenteel directeur is van het NPTN (National Public Telecomputing Network), het overkoepelend orgaan van alle Free-Nets in de wereld. Het Cleveland Free-Net is inmiddels uitgegroeid tot het grootste ter wereld, met een deelnemersaantal van ruim 24.000.

Een Free-Net heeft een aantal specifieke kenmerken. In de eerste plaats is het concept Free-Net ontwikkeld en ten uitvoer gebracht door vertegenwoordigers uit het maatschappelijk veld ('grassroots-movernent') en niet door overheidsorganisaties. De Free-Nets in de Verenigde Staten en Canada worden vooral door vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties opgericht, ingericht en onderhouden. In dit opzicht geldt voor de Free-Nets dus het primaat van de burgerij. Op initiatief van deze maatschappelijke organisaties wordt de informatiebehoefte van de lokale gemeenschap geïnventariseerd. Zij zorgen ervoor dat voldoende kapitaal bijeen wordt gebracht (in veel gevallen door subsidiëring door lokale overheden, maatschappelijke instellingen en gebruikers) om de benodigde apparatuur te kunnen aanschaffen. De vrijwilligers zorgen er daarnaast voor dat informatiebestanden die bij lokale overheden, bibliotheken en andere instellingen in beheer zijn voor het grote publiek worden 'ontsloten'.

Iedereen in het bezit van een computer met modern kan vervolgens gratis (op de telefoonkosten na) op het systeem inbellen. Tevens wordt voorzien in een aantal 'public access terminals', zodat degenen die niet over de benodigde apparatuur beschikken, in publieke ruimten toegang tot het systeem kunnen krijgen. Belangrijk in het concept van de Free-Nets is, dat het niet alleen gaat om het beschikbaar stellen van informatie, maar ook om het creëren van nieuwe communicatiemogelijkheden. In dit verband wordt onder andere een on-line verbinding gemaakt met Internet. In een Free-Net systeem wordt bijvoorbeeld ruimschoots de mogelijkheid gegeven tot communicatie via electronic mail (email of elektronische post), via diverse discussiegroepen, en via 'online' en 'realtime' discussiegroepen of 'babbelboxen' (ook wel genaamd IRC of Internet Remote Chat). Een voordeel van de aansluiting op Internet is dat de Free-Nets gekoppeld kunnen worden aan reeds bestaande netwerken. Hun reikwijdte overschrijdt daarmee het geografische gebied waar de Free-Nets zich in eerste instantie op richten. Zowel lokale, federale als nationale databanken worden op deze Wijze voor een grote groep mensen ontsloten. Daarnaast geven de Free-Nets de mogelijkheid om andere Free-Nets te bezoeken, waardoor een landelijk netwerk ontstaat.

De combinatie van het vanuit maatschappelijk initiatief verzamelen en gratis aanbieden van informatie en het voorzien in mogelijkheden tot onderlinge communicatie, is in de Verenigde Staten en Canada een duidelijke succesformuIe gebleken. Na het Cleveland Free-Net volgden al snel anderen als het Denver Free-Net (in de Verenigde Staten) en het National Capital Free-Net (Ottawa, Canada). Inmiddels heeft de ontwikkeling van deze Free-Nets in de Verenigde Staten en Canada een behoorlijke vlucht genomen. Bij de NPTN zijn inmiddels 42 systemen aangesloten. Daarnaast bestaan contacten met 142 oprichtingscommittees in Noordamerikaanse steden. Waarschijnlijk zal in de nabije toekomst iedere zichzelf respecterende stad in Noord-Amerika over een eigen Free-Net beschikken.

Nationale en lokale overheden in Noord-Amerika hebben inmiddels het concept van de Free-Nets omarmd. De Clinton-Gore-regering heeft de NPTN een 'grant' van 20 miljoen dollar verstrekt om een zogenoemd 'Rural Area Network' op te zetten dat het ook voor minder verstedelijkte gebieden mogelijk moet maken een eigen Free-Net op te zetten. De Canadese provincie Manitoba heeft het Free-Net van Winnipeg 40 miljoen dollar verstrekt om een netwerk van lokale inbelpunten te realiseren, dat voor iedere stad in de provincie de oprichting en onderhoud van een eigen Free-Net moet faciliteren.

De Amsterdamse Digitale Stad

De Digitale Stad is evenals de meeste Free-Nets op drie manieren te bereiken: via een Personal Computer met modemaansluiting, via het Internet of via diverse in de stad opgestelde publieke terminals. Op verschillende plaatsen in Amsterdam zijn dergelijke publieke terminals verstrekt: in het Stedelijk Museum, de Openbare Bibliotheek en de Balie.

De belangstelling voor de Digitale Stad was in de beginfase overweldigend. De 20 modemlijnen die beschikbaar werden gesteld, bleken reeds in de eerste week ontoereikend. Ondanks het terugbrengen van de 'inlogtijd' van een uur naar een half uur en het in ijltempo aanleggen van extra telefoonlijnen, bleven de wachttijden voor De Digitale Stad aanzienlijk. In de berichtgeving werd dan ook al snel gesproken over ‘filevorming voor de Digitale Stad’. Inmiddels heeft De Digitale Stad ruim 15.000 deelnemers en wordt per dag ruim 3.000 maal contact gelegd met het systeem (stand per 10 december 1994).

In de Digitale Stad staat een postkantoor waar je elektronische post kunt verzenden en ontvangen; een centraal station waar wereldreizen via Internet binnen enkele minuten worden volbracht; een plein met cafés waar via de IRC (InternetRelay-Chat) contact gelegd kan worden met vrienden in Japan, de Verenigde Staten of gewoon in Groningen en is er ook een kantoorwijk waar informatie kan worden verkregen van instellingen van verschillende pluimage als de AnneFrankstichting of het anarchistische Nomen Nescio. In het stadhuis is een verbinding gelegd met politieke partijen, de persoonlijke werkplekken van de ambtenaren en met twee gemeentelijke databestanden: het publieksinformatiesysteem PIGA en het bestuurlijk informatiesysteem BISA. In deze systemen kan gericht naar informatie worden gezocht met behulp van zoeksleutels.

De aangeboden informatiebestanden in de Digitale Stad worden veelvuldig geraadpleegd (het BISA werd in de eerste tien weken ruim 9.000 maal geraadpleegd).

Naast verschillende mogelijkheden tot het zoeken - en vinden - van informatie biedt de Digitale Stad eveneens een scala aan discussieplatforms met als onderwerpen 'Schiphol en zijn uitbreidingen', 'bouwen en breken in Amsterdam' en 'Criminaliteit'. Het stimuleren van het publieke debat is steeds een van de belangrijkste doelstellingen geweest bij de opzet van de Digitale Stad. Om deze reden is de keuze gemaakt het experiment uit te voeren in de periode voor en na de gemeenteraadsverkiezingen. De diverse discussieplatforms worden in verschillende mate bezocht. Met name de discussies onder de noemer 'Technopolis' (over de verhouding tussen' informatietechnologie en democratie), 'multiculturele stad en racisme' en de discussie over de Digitale Stad zelf (met als 'hotitem' de democratie binnen de Digitale Stad), hebben een groep van 50 á 60 deelnemers die regelmatig een bijdrage aan de discussie leveren. Een interessante discussie is in het forum 'multiculturele stad en racisme' ontstaan tussen enkele inwoners van de Digitale Stad en een bewoner die bekend maakte voor de gemeenteraad op de Centrum Democraten te stemmen.

Wie zijn de inwoners van de Digitale Stad?

De Digitale Stad biedt voor elk wat wils: informatie, communicatie en zelfs mogelijkheden tot het aanknopen van sociale relaties. Het 'experimentele' karakter van De Digitale Stad staat daarbij steeds voorop. Veel toepassingen moeten zich nog nader uitkristaliseren, en vele vragen blijven daardoor vooorlopig nog onbeantwoord.

Omdat de Digitale Stad blijkens de aandacht in de media en het onverwacht hoge aantal deelnemers met veel enthousiasme is ontvangen, is de vraag naar de samenstelling van deze gebruikersgroep van belang. In een veel genoemde kritiek zou de Digitale Stad immers vooral een speeltje zijn voor 'technojunks' en ‘cyberpunks'.

Om de vraag te beantwoorden is in samenwerking met de organisatoren van de Digitale Stad een zogenoemd 'digitaal stadsmarktonderzoek' uitgevoerd. De volgende vragen zijn daarin gesteld: 'wie zijn de inwoners van de stad, waarom nemen zij aan het experiment deel, wat doen zij er, en hoe waarderen zij de Digitale Stad'.1

Het beeld dat uit deze enquéte naar voren is gekomen van de gemiddelde inwoner van de Digitale Stad is nogal eenzijdig. In de Digitale Stad wonen vooral jonge mannen met een hoge opleiding, vaak nog studerend of werkzaam in de particuliere of overheidssector en met een grote interesse voor en vaardigheid in het gebruik van informatie- en communicatietechnologie. Vrouwen, ouderen en lager opgeleiden zijn sterk ondervertegenwoordigd in de stad.

De Digitale Stad verkeert nog in een experimentele fase waarin waarschijnlijk vooral 'early adapters' zich op het netwerk begeven. Het zou dus kunnen zijn dat het gebruikersprofiel in de loop van de tijd verandert en meer evenwichtig van aard wordt.

Deze ontwikkelingen hoeven niet passief te worden afgewacht. Een belangrijke manier om een groter publiek toegang te geven tot de Digitale Stad zijn de publieke terminals. Op dit moment is slechts een klein aantal van dergelijke terminals in Amsterdam geïnstalleerd, voor de toekomst worden de mogelijkheden bekeken dit aantal uit te breiden. In Amsterdam worden bijvoorbeeld zogenoemde 'digitale voorposten' ingericht waar op verschillende plekken in de stad terminals ter beschikking worden gesteld aan verenigingen, buurthuizen of instellingen, zodat de Digitale Stad aldaar actief kan worden gebruikt. Ervaringen die eerder zijn opgedaan in een bejaardentehuis, waar, nadat enthousiast werd gereageerd op de komst van een publieke terminal, er uiteindelijk geen gebruik van werd gemaakt, laten zien dat een goed beheer van dergelijke terminals een noodzakelijke voorwaarde is.

Knelpunten in de Digitale Stad

In het eerste jaar van het bestaan van de Digitale Stad zijn een aantal knelpunten geconstateerd. Deze knelpunten hebben betrekking op de toegankelijkheid en kwetsbaarheid van het systeem, op de professionaliteit van de organisatie en op de wijze waarop discussies worden gevoerd.

Toegankelijkheid van het systeem: filevorming voor de stad

Doordat grote aantallen mensen tegelijkertijd proberen in te loggen op de Digitale Stad kunnen voor de gebruikers lange wachttijden ontstaan. Hoewel het aantal modem-connecties en telefoonlijnen inmiddels is uitgebreid tot 50, is er nog steeds sprake van filevorming voor de Digitale Stad. Met de komst van de nieuwe grafische interface is daar een probleem bijgekomen. Het ophalen van grafische informatie geeft een grote belasting op het computersysteem. Het gevolg is dat de afhandeling van commando’s traag verioopt. In cie toekomst kan een uitbreiding van het aantal telefoonconnecties en opslag- en geheugencapaciteit dergelijke problemen voorkomen.

Kwetsbaarheid van het systeem

In de korte geschiedenis van de Digitale Stad is gebleken dat het systeem nog erg kwetsbaar is. Reeds in de beginfase kreeg de stad bezoek van een 'inbreker' (een zogenoemde 'hacker') die moedwillig een aantal bestanden heeft beschadigd. Kwetsbaar is ook de hardware van de Digitale Stad zelf. Een 'crash' van de harde schijf waarop de Digitale Stad is opgeslagen in november 1994 zorgde ervoor dat een groot deel van het archief van de stad, waaronder alle bijdragen in de discussiegroepen, op slag was verdwenen. Een back-up van deze bestanden bleek niet voorhanden (inmiddels wordt op initiatief van een aantal bewoners een poging ondernomen een deel van de nieuwsgroepen te restaureren). Ook blijken sommige bewoners er plezier aan te beleven onder een valse naam een account aan te vragen om op die wijze anoniem of onder de naam van een ander hun bijdrage aan de discussie te leveren. Tegen dergelijke onregelmatigheden is de Digitale Stad op dit moment nog onvoldoende beveiligd. In de toekomst zal daar de nodige aandacht aan besteed moeten worden.

Professionaliteit organisatie

Doordat de Digitale Stad is opgezet als een tien-wekelijks experiment, is in eerste instantie weinig aandacht besteed aan de interne organisatie van de Digitale Stad. Volstaan werd met een kleine stuurgroep, ondersteund door een aantal (technische) uitvoerders. Een deel van die uitvoerders werkt op vrijwillige basis bij de Digitale Stad. Het succes van de Digitale Stad heeft echter tot gevolg gehad dat de stuurgroep te maken kreeg met een groot aantal bewoners, informatie-aanbieders en andere belanghebbenden. Om de stabiliteit en betrouwbaarheid van de organisatie te kunnen handhaven is een zekere mate van professionalisering van de organisatie vereist.

Dat vereist een manier van werken, die gemakkelijk spanning kan opleveren met het vrijwilligers-karakter van de organisatie. Allerlei soms moeizame discussies over financiering en 'commercialisering' liggen in het verschiet, zo leren ook ervaringen in Noord-Amerika.

Discussie binnen de Digitale Stad: digitale vlammenwerpers

Binnen de Digitale Stad worden over allerlei onderwerpen discussies gevoerd. Deze discussies zijn zeer verschillend van aard. Enerzijds worden er constructieve discussies gevoerd, anderzijds ontstaan er ook agressieve en zelfs hier en daar zeer onprettige persoonlijke discussies. Dit verschijnsel staat op het Internet bekend als 'flaming', naar de digitale vlammenwerpers die de deelnemers aan de discussie in de aanslag hebben. Digitale discussies hebben een eigenheid die het mogelijk maakt steeds direct te reageren op berichten die op het scherm verschijnen. In die zin lijkt het op een werkelijke discussie tussen personen. De bijdragen die de discussianten leveren worden echter opgeslagen en zijn voor iedereen leesbaar en herleesbaar. De digitale discussie combineert daarmee de vluchtigheid van een 'face-to-face'-discussie en de eeuwigheid van een briefwisseling. Dat creëert een dynamiek die eenvoudig kan leiden tot zogenoemde 'flaine-wars'. Dergelijke 'flame-wars' hebben meestal een looptijd van een à twee weken, en eindigen vaak met het verzoek van bewoners die niet direct betrokken zijn bij de discussie om de discussie te beëindigen of via email voort te zetten.

De Digitale Stad en de democratie: enkele issues

Ontwikkelingen rondom initiatieven zoals de Digitale Stad en de Free-Nets stellen enkele vragen aan de orde, die voor het functioneren van de democratie van belang zijn. Zij werpen een nieuw licht op de verhouding tussen democratie en informatie- en communicatietechnologie. Die discussie is lange tijd gedomineerd door één perspectief. De technologie zou het ideaal van directe democratie weer binnen handbereik brengen.

In zekere zin hangt deze dominantie van de directe democratie samen met de specifieke kenmerken van de eerste en tweede generaties van de informatietechnologie. Grote centrale computers, die omvangrijke databestanden konden beheren, waren kenmerkend voor deze generaties. Zij stelden tot beter en sneller rekenen in staat. Die capaciteit maakte allerlei speculaties mogelijk over het snel inventariseren en aggregeren van meningen van individuele burgers.

De veronderstelde inherente verhouding tussen technologie en directe democratie is altijd ook onderwerp van kritiek geweest. Enigszins denigrerend werd wel van een push-button-democratie gesproken, waarin burgers zouden worden uitgenodigd om betrekkelijk ongeïnformeerd over van alles en nog wat een beslissende stem uit te brengen. De bewuste en zorgvuldige inventarisatie en afweging van belangen, waarin ook voortdurend aandacht bestaat voor de positie van minderheden, zou dan naar de achtergrond verdwijnen. Het cruciale, deliberatieve moment in democratische besluitvorming zou onder druk komen te staan en misschien zelfs bezwijken. Er zou een soort populistische disciplinering van democratische besluitvorming kunnen ontstaan (Depla, 1995).

Inmiddels hebben we met een nieuwe generatie technologie te maken. Kenmerkend daarvoor is de integratie van informatie- en communicatietechnologie. De technologie stelt niet meer alleen in staat om beter en sneller te rekenen, maar maakt ook nieuwe vormen van communicatie mogelijk. Met name het ontstaan en de verdere ontwikkeling van netwerk-technologie geeft een nieuwe dimensie aan de discussie over de relatie tussen democratie en technologie. De Digitale Stad is daar een uitdrukking van. Het is een experiment dat voorbij de klassieke definitie van directe democratie gaat. Het lijkt nieuwe vormen van meningsvorming en democratische organisatie mogelijk te maken. Er ontstaan mogelijkerwijs virtuele gemeenschappen, die nieuwe impulsen aan publieke besluitvorming kunnen geven, maar ook enkele lastige vragen opwerpen.

a. De Digitale Stad als gemeenschapsnetwerk

Een Digitale Stad kan dienen ter versterking van de sociale structuur in de werkelijke stad. Op deze wijze functioneert de Digitale Stad als gemeenschapsnetwerk ter ondersteuning van de lokale gemeenschap. In sommige beschouwingen over de 'individualisering van de samenleving' wordt gewezen op het feit dat het gevoel van burgers nog onderdeel te zijn van een gemeenschap afneemt. Traditionele ontmoetingsplaatsen lijken in het huidige stadsleven hun functie te verliezen. Een computernetwerk kan een dergelijke functie voor de lokale gemeenschap hernieuwd vormgeven.

Een belangrijk onderdeel van het gemeenschapsnetwerk is de mogelijkheid tot communicatie. In een gemeenschapsnetwerk ontstaat een hechte 'virtuele gemeenschap'. Ook vanuit het verenigingsleven kan een aansluiting op het netwerk tot stand worden gebracht. In het Canadese National Capital Free-Net hebben bijvoorbeeld een groot aantal 'Special Interest Groups (SIG's)' hun plekje gevonden, van de Bird-Watchers-, Cooking and Eating-, the Gardeners Exchange-, tot de Islam-, Christianity-, baseball-, curling- en Cricket-SIG. Zij gebruiken het Free-Net om informatie uit te wisselen, maar ook om vergaderingen te houden, communicatie op gang te zetten en serieuze discussies te voeren met leden en belangstellenden.

De Digitale Stad is in de eerste plaats opgezet voor de regio Amsterdam. In de Digitale Stad is het publieke en bestuurlijke informatiesysteem van de gemeente Amsterdam te vinden. In de verschillende discussiefora kon de discussie worden gevoerd over typisch Amsterdamse onderwerpen als de benoeming van een nieuwe burgemeester, 'bouwen en breken in Amsterdam' en de uitbreiding van Schiphol (hoewel dit laatste onderwerp het belang van de regio Amsterdam overstijgt). In de Digitale Stad zijn de programma's van de Amsterdamse politieke partijen te vinden en in de kantoorwijk is verbinding gelegd met een groot aantal Amsterdamse instellingen. Tenslotte werd de Digitale Stad voor een gedeelte ook financieel ondersteund door de gemeente Amsterdam.

Dit betekent echter niet dat een Digitale Stad de eigen gemeenschap niet kan overstijgen. Via het nationale of internationale netwerk kunnen vanuit de lokale gemeenschap contacten worden gelegd met allerlei plaatsen in de wereld. Een 'virtuele gemeenschap' als de Digitale Stad heeft geen vaste plek op de landkaart. Ook niet-Amsterdammers hadden dus de mogelijkheid gewoon op het systeem in te bellen (of via Internet te 'telnetten'). Veel niet-Amsterdammers hebben daar gebruik van gemaakt. 50 procent van de gebruikers van de Digitale Stad is buiten de Amsterdamse regio woonachtig.

Het vorenstaande maakt duidelijk dat de computernetwerken een nieuwe impuls kunnen geven aan de totstandkoming van gemeenschapsnerwerken. In plaats van aan een verdere atomisering en versplintering bij te dragen, maken zij dus nieuwe vormen van gemeenschapshandelen mogelijk. Tegelijkertijd is het een collectief handelen dat veel minder dan voorheen gebonden is aan de beperkingen van plaats (en tijd). De nieuwe gemeenschapsnetwerken zijn functioneel van aard en niet-plaatsgebonden. De organisatie van de politieke democratie is daarentegen nog in sterke mate geografisch bepaald. Tussen deze territoriale grondslag van de bestaande democratie en de functionele oriëntatie van de opkomende virtuele netwerken, bestaat een zekere spanning.

b Politiek en democratie binnen de Digitale Stad

Een Digitale Stad kan functioneren als platform waar (lokale) overheden in contact kunnen treden met burgers en omgekeerd. Overheidsdiensten kunnen het systeem gebruiken om informatie aan te bieden (zoals in de Digitale Stad het Amsterdamse BISA- en PIGA-systeem en de informatie van politieke partijen rond de verkiezingen). Elektronische adressen worden gepubliceerd, waarlangs burgers contact kunnen opnemen met ambtenaren of bestuurders. In de Digitale Stad worden tevens platforms ingericht waarop discussies kunnen worden gevoerd over lokale issues. De Digitale Stad kan onder meer een bijdrage leveren aan:

- Verstrekken en verkrijgen van informatie. Burgers kunnen via de Digitale Stad op de hoogte worden gehouden van beleidsvoornemens en activiteiten van de gemeente Amsterdam. Omgekeerd kan de gemeente Amsterdam via de Digitale Stad informatie van burgers verkrijgen. Een voorbeeld van deze laatste toepassing is de enquéte over werkgelegenheidsinitiatieven (het Plan Schaefer) dat in de stad was opgenomen.

- Meldpunt voor vragen en klachten. Politici en ambtenaren zijn via de Digitale Stad rechtstreeks te benaderen. Burgers kunnen hun vragen en klachten direct richten tot de daartoe aangewezen persoon. Een ombudsman zou zich op de Digitale Stad kunnen begeven.

- Discussie en meningsvorming. Op verschillende wijzen worden in de Digitale Stad discussies gevoerd. Doordat binnen de Digitale Stad verschillende soorten informatie kunnen worden gekoppeld aan nieuwe wijzen van communicatie, is het mogelijk om over verschillende onderwerpen een 'geïnformeerde' discussie te houden. Een dergelijke discussie wordt momenteel gevoerd in het 'ROA-gebouw' over de vorming van een stadsprovincie Amsterdam.

De Digitale Stad kan op deze wijze vooral een rol spelen in het ontwikkelen van vernieuwende vormen van inspraak en democratie. Een netwerk als de Digitale Stad kan ook gevolgen hebben voor de wijze waarop politieke partijen hun werkprocessen inrichten. Verschillende mogelijkheden staan hun daarbij ter beschikking.

- Via de Digitale Stad kunnen politieke partijen hun bekendheid vergroten. Zowel personen als inhoudelijke standpunten kunnen er worden gepresenteerd (zo was het bijvoorbeeld mogelijk geweest dat de nieuwe Amsterdamse burgemeester, of het nieuwe college, een 'kennismakingsbezoek' aan de Digitale Stad had afgelegd). Partijen hebben de mogelijkheid hun eigen 'Partijkantoor' in de stad openen. In dat partijkantoor kan informatie worden aangeboden over de standpunten van de partij, aankondigingen van activiteiten en congressen en kunnen mogelijkheden tot communicatie met gèinteresseerden worden geopend. Voorbeeld is de wijze waarop GroenLinks zich presenteert in de grafische versie van de Digitale Stad.

- Politieke partijen kunnen in de Digitale Stad deelnemen aan de daar gevoerde discussies. Ook kunnen zij zich opwerpen als 'organisator' van het debat. Een medium als de Digitale Stad maakt het zeer eenvoudig bestaande interesse en expertise op onderwerp te verenigen. Daarbij moet wel worden gewezen op de bijzondere dynamiek van de elektronische discussie. Discussies kunnen zeer constructief van aard zijn, maar even vaak ontaarden zij ook in zogenoemde 'flamewars' waarin onhebbelijkheden over en weer over het scherm vliegen.

- Politieke partijen kunnen de faciliteiten die door de Digitale Stad worden geboden ook gebruiken om interne communicatie vorm te geven. Via zogenoemde 'malling-lists' kunnen interne discussies over lokale onderwerpen worden ondersteund. Zonder daarvoor steeds opnieuw een ledenvergadering uit te roepen kunnen partijleden elektronisch worden geraadpleegd.

Naast effect op het functioneren van politieke partijen zelf kan de Digitale Stad ook andere gevolgen hebben. Zo is de structuur van het netwerk waar de Digitale Stad onderdeel van uitmaakt principieel non-hiërarchisch van aard. Een gemeentelijke organisatie is daarentegen ingericht volgens hiërarchische principes, met de politiek aan de top. Wat voor gevolgen dit zal hebben voor de contacten die via het netwerk worden gelegd en de discussies die daar worden gevoerd is niet duidelijk. Zo rijst bijvoorbeeld de vraag hoe het is gesteld met de verantwoordelijkheid van gemeenteambtenaren die zich in de digitale discussies mengen. Moeten zij opereren binnen de bestaande kaders van politieke verantwoordelijkheid? Dit punt behoeft zeker aandacht indien politici en ambtenaren zich meer actief willen gaan opstellen in de Digitale Stad.

Conclusies

In dit hoofdstuk zijn we ingegaan op enkele vraagstukken die samenhangen met de opkomst van Free-Nets en Digitale Steden. We hebben laten zien dat zij de discussie over de verhouding tussen democratie en technologie in een nieuw daglicht stellen. De aanvankelijke koppeling aan directe democratie (instantreferenda) wordt wat naar de achtergrond gedrongen. Er ontstaan andere vormen van organisatie en discussie. Digitale Steden geven een impuls aan gemeenschapsvorming. De virtuele gemeenschappen zijn echter niet aan tijd en plaats gebonden en overstijgen daarmee de klassieke geografische oriëntatie van onze democratie.

Een initiatief als de Digitale Stad maakt ook allerlei nieuwe manieren mogelijk om contacten tussen burger en bestuur te organiseren, zowel in de sfeer van de dienstverlening als in de meer politieke verhouding die er tussen hen bestaat. Deze ontwikkeling is echter niet neutraal, maar stelt ook bestaande verhoudingen en organisatiepatronen ter discussie. Het is daarbij bijvoorbeeld de vraag of de klassiek hiërarchische verhouding tussen politiek en bureaucratie niet aan modernisering toe is.

Daarmee wordt duidelijk dat in de wijze waarop de mogelijkheden van de informatie- en communicatietechnologie zich op dit moment in de sfeer van democratische organisatie en besluitvorming manifesteren, ook een aantal klassieke vragen en principes ter discussie worden gesteld. Dat is ook de ingrijpende en potentieel innovatieve betekenis van ICT en Digitale Steden: dat zij oude vragen en thema's in de organisatie van democratie op een indringende wijze opnieuw aan de orde stellen.

Noot

1 In de maand april en de eerste week van mei van het jaar 1994 werd in het hoofdmenu van de Digitale Stad een extra item opgenomen onder de kop' ENQUÊTE'. Na de keuze van deze optie werd een uitleg gegeven over de bedoeling van het onderzoek en kon men beslissen aan het onderzoek deel te nemen (iedere deelnemer kon slechts éénmaal de enquête invullen). In totaal hebben 1197 inwoners de enquête volledig ingevuld. Omdat dergelijke elektronische onderzoeken nog weinig zijn uitgevoerd, is de representativiteit van de steekproef moeilijk te bepalen. Vooralsnog zijn er weinig redenen te veronderstellen waarom een specifieke groep bewoners de enquête niet zou hebben beantwoord.