In tien jaar van digitale stad naar anarchistisch dorp Op internet kan niemand je wat maken door onze redacteur Gerhard Wilts AMSTERDAM - "Internet is een wereldwijde encyclopedie, een turboversie van post, fax en telex, een altijd open en laagdrempelig serviceloket, een geheugen en een ontmoetingsplaats voor ieder die wil", zegt de Tilburgse internetdeskundige Michiel Leenaars. Het wereldwijde web is niet meer weg te denken uit de samenleving. Terwijl het op de dag af nog maar tien jaar geleden is dat internet als publieksmedium in Nederland werd geboren. Op 15 januari 1994 opende De Digitale Stad (DDS) haar poorten op internet. Het tien weken durende experiment in Amsterdam, dat 'mensen wilde laten kennismaken met het internet' en de gemeentepolitiek dichter bij de bevolking wilde brengen, overtrof zichzelf. "Ooit belde een burgemeester van een grote Europese stad naar onze burgemeester", herinnert oprichter Joost Flint zich. "Pas halverwege het telefoongesprek bleek het om een misverstand te gaan: de burgemeester van DDS is niet dezelfde als de burgemeester van Amsterdam." "DDS heeft de acceptatie van internet bij het grote publiek in Nederland een paar jaar vervroegd ten opzichte van bijvoorbeeld Duitsland of Frankrijk", zegt drs. Reinder Rustema, docent internetgeschiedenis en -cultuur in Amsterdam. Rustema schreef in 2001 een afstudeerscriptie over de opkomst en ondergang van De Digitale Stad. Veel vertrouwen dat de gewone man belangstelling zou krijgen voor internet, was er niet. Begin 1994 hadden slechts enkele honderden mensen buiten de universitaire wereld toegang tot internet. De gedachte was wijdverbreid dat contact via de computer alleen interessant was voor programmeurs, wetenschappers en hackers. Het avontuur met DDS maakte korte metten met die gedachte. Veel mensen wilden de opwindende elektronische snelweg op en door volhardend bellen naar telefoonnummer 020-6225222 - want verbinding krijgen kostte heel wat inbelpogingen en veel geduld -, kregen ze toegang. Een gratis postbus om elektronische post (e-mail) te verzenden en te ontvangen, maakte het internetgebruik praktisch. Een abonnement was niet nodig, al betaalden gebruikers uit het hele land wel de (interlokale) telefoonkosten. Tot veler verrassing bleek DDS een schot in de roos: modems om in te bellen waren niet aan te slepen en de handleiding voor toegang tot DDS lag maandenlang als bestseller in de schappen bij de grote boekhandels van Amsterdam. Al snel rees het plan een landelijk dekkend netwerk te maken, waarbij particulieren vanuit het hele land tegen lokale telefoonkosten konden inbellen. DDS vormde, samen met het academische SURFnet en XS4ALL, de basis van een ongekende internetrevolutie. Geen heilige stad De metafoor van een 'digitale stad' met thematische 'pleinen' werkte drempelverlagend. Ineens was het Amsterdamse stadhuis dankzij DDS ook buiten kantooruren 'open'. Het duurde echter nog vier jaar voordat de politici internet als zeepkist ontdekten. In 1998 maakte DDS voor elke gemeente een website, waar plaatselijke partijen hun standpunten en kandidaten visies aan de man konden brengen. Dit 'Verkiezingsplein' is het meest spraakmakende project van DDS geweest, is Flint van mening. "Internet werd een publiek domein." "De metaforen 'digitale stad' en 'digitaal plein' hielden lang stand", bevestigt Rustema. "De sporen ervan tref je nog steeds aan, al is het concept ingehaald door de praktijk. Iedereen is vertrouwd met de virtuele ruimte, de 'cyberspace', waar onze dagelijkse communicatie (sms, e-mail, www en voicemail) in rondzweeft. Er is geen metafoor meer voor nodig." DDS is op den duur commercieel gegaan, een van de redenen waarom Rustema de vereniging Open Domein heeft opgericht, dat via het project De echte Digitale Stad (DeDS) nog steeds gratis ruimte aanbiedt. DDS was geen 'heilige stad'. "De publieke ruimte is niet netjes aangeharkt, maar kent ook smoezelige en duistere kanten", erkent Flint. Nog voor De Digitale Stad van start ging, had het al een 'donkere steeg' met seksshop en pornografische teksten (beeld was nog niet mogelijk). In de discussiefora doken discriminerende en nonconformistische meningen op. "DDS moest een vrije ruimte zijn", verweert Flint zich. "We kregen het verwijt racistisch te zijn, maar tien jaar later zou een groot deel van Nederland dezelfde meningen uitdragen. DDS schiep geen utopische nieuwe wereld, maar was een voortzetting van de gewone wereld met al haar onvolkomenheden." Rustema is mordicus tegen censuur. "Het is een mooi en nobel streven om terughoudend te zijn iets te publiceren. Zeldcensuur omdat men bang is opgepakt te worden, blijft heel erg. Gelukkig hebben we dat niet in Nederland. Maar ik ben absoluut tegen elke vorm van censuur van hogerhand. Natuurlijk moeten de mensen die zaken publiceren die van onze wetten niet mogen, na het strafbare feit direct voor de rechter gesleept worden. Zolang bijvoorbeeld de provider er maar buiten wordt gelaten." Ieder is individueel aansprakelijk voor wat hij of zij doet op internet, vindt Rustema. "Je kunt anoniem van alles uitspoken op internet. Dat is een verantwoordelijkheid waar niet iedereen goed mee kan omgaan. Je moet niet anoniem gaan omdat het kan, maar omdat er gegronde redenen voor zijn." Identiteit stelen Die waarschuwing komt ook van Michiel Leenaars, directeur van Internet Society (ISOC), een internationale denktank die een wereldwijd toegankelijk en veilig internet nastreeft. "Ik denk dat mensen maatregelen moeten nemen om hun eigen privacy te behouden. Anders worden gegevens over hun verleden te sturend. Er is geen ruimte meer tot persoonlijke groei of tot het maken van fouten." Ook wijst Leenaars op het risico van 'identiteitsdiefstal': "Iemand anders kan op jouw naam neonazistische opmerkingen rondstrooien." Toch steekt Leenaars vooral de loftrompet over het wereldwijde computernet. "Internet heeft mensen mondiger en actiever gemaakt. We hebben geleerd zelf op zoek te gaan naar informatie. Vraag maar eens aan de gemiddelde dokter: als iemand echt iets zeldzaams heeft, zitten mensen al snel met stapels uitdraaien van websites en nieuwsgroepen in de wachtkamer." Overigens is niet iedere arts daar gelukkig mee; een patint is nu eenmaal geen verpleegkundige. Internet is in Leenaars' ogen een bevrijdend medium. "Meer keuzevrijheid, meer macht voor de burger, minder kans voor demagogie. Het is een fluitje van een cent om bijvoorbeeld het beleid van overheden of het aanbod van ondernemingen met elkaar te vergelijken. Als veel ontevreden klanten boze brieven schrijven naar een bedrijf, kan dat zijn schouders nog ophalen. Een paar negatieve signalen over een bedrijf op internet kunnen vernietigend zijn. En in een land als China zie je steeds meer mensen die het monopolie van de staatsmedia op allerlei manieren via internet weten te doorbreken." Op sociaal vlak kan internet de eenzaamheid van mensen tegengaan, meent hij. "Internet is vrijblijvend en heeft een groot geografisch bereik. Dat maakt het gemakkelijker iemand te vinden met dezelfde interesse. Ook al heb je maar een halfuurtje per dag. Tussen het melken van de koeien om vijf uur 's ochtends en ontbijt kun je in het caf niet terecht voor een praatje, maar op internet zijn er altijd genoeg mensen online voor een gesprek. Het internet is inmiddels al de basis van een op de zes nieuwe relaties." En dat zal nog toenemen, voegt Leenaars eraan toe. Onafhankelijk Meer scepsis leeft er bij Rustema. Als hij nadenkt over hoe internet in tien jaar het dagelijks leven heeft veranderd, zegt hij: "Internet maakt ons onafhankelijk van tijd en plaats. Je kunt communiceren met mensen die niet op hetzelfde moment met jou communiceren. Overal waar je toegang hebt tot internet, krijg je toegang tot informatie van over de hele wereld." Het zijn dan ook precies deze twee kenmerken die problemen opleveren als er niet goed met internet wordt omgegaan, zegt hij. "Denk aan spam (ongevraagde reclamefolders op internet). Spam bestaat omdat iedereen contact met je kan zoeken, ook als je daar helemaal niet om hebt gevraagd. Verder worden we overladen met informatie. Er is zoveel informatie op het web, dat het steeds moeilijker wordt om daar wijs uit te worden. De mensen die dat zonder hulp kunnen, hebben een voorsprong op degenen die afhankelijk zijn van anderen die hen helpen als gunst of tegen betaling, want dan ben je niet meer tijd- en plaatsonafhankelijk." Waar we ook op moeten letten, vervolgt Rustema, dat veel informatie weer verdwijnt van internet. "Men neemt niet de moeite om informatie online te houden, ook al vergt het weinig inspanning. Ons cultureel erfgoed verdwijnt op die manier heel snel." Bovendien vreest hij voor een nog individueler gedrag. "Het gebruik van internet brengt een grote verantwoordelijkheid mee. Want uiteindelijk leven we als mensen wel in een sociaal verband waarin we rekening met elkaar moeten houden. Sinds een paar jaar is de wie-maakt-me-wat- mentaliteit heel sterk aanwezig op internet." Internet, gaat hij verder, is ooit uitgevonden als een netwerk voor wetenschappers om onderzoeksgegevens met elkaar te delen en te bespreken. "Dat veronderstelt een hoge mate van collegialiteit en gezamenlijk belang. Toen de gewone burgers - die als vreemden voor elkaar via DDS en later via gewone providers - het internet opkwamen, veranderden de omgangsvormen op grote schaal. Het aantal overtredingen van de 'netiquette', de goede omgangsvormen op internet, nam fors toe." Al ligt de nadruk in de beeldvorming vaak op excessen en problemen, toch blijft Rustema optimistisch over het dagelijkse internetgebruik. "Het biedt uitstekende mogelijkheden om een gesprekje aan te knopen met de zogenaamde aso's die het leven off-line verruwen. Met weinig moeite kan je alsnog een, vaak welkom en in ieder geval ongevaarlijk, appl doen op hun sociale gedrag. In het echt had je liever de politie gebeld of was je er met een boog omheengelopen uit angst voor het vreemde. Gelukkig zijn er nog altijd veel mensen die ook op internet zoeken naar een goede manier van samenleven met wildvreemde mensen waar ze zich niet per se wat van hoeven aan te trekken. Sociaal gedrag blijft de norm."