NRC Handelsblad 10 december 2002 Opinie Politici begrijpen potentie internet nog steeds niet Het integreren van internet in het politieke stelsel als een 'Derde Kamer' waar de discussie tussen burgers plaatsvindt, is een eenvoudige stap om de kloof tussen burgers en politiek te dichten, vindt Reinder Rustema . In de massamaatschappij van de twintigste eeuw, met massabewegingen en massamedia, waren politieke partijen praktische instrumenten om de belangen van de massa's te kanaliseren. Politieke partijen waren noodzakelijk omdat er geen middelen bestonden om grote aantallen burgers deel te laten nemen aan het nationale politieke debat. Kranten en pamfletten brachten de massa's op de hoogte en de massa's stemden zoals massa's dat doen: massaal. De maatschappij is intussen veranderd en er zijn geen massa's meer om te emanciperen, hoogstens individuen. Individuen die geobsedeerd zijn met de profilering van hun uniciteit. Iedereen wil verschillend van elkaar zijn, wil niets met onbekenden te maken hebben en stelt zijn eigen particuliere belangen boven die van anderen. De schaarste is nu eerder te vinden op het relationele vlak (aandacht en 'respect') dan op het materiele. De daaruit voortvloeiende conflicterende belangen worden nu voornamelijk op straat uitgevochten in plaats van in het parlement. Nu er geen strijdpunten meer zijn waarmee massa's gewonnen kunnen worden, zijn politieke partijen per definitie niet in staat hun tegenstrijdige belangen te representeren. Massa's zijn nu juist te vinden op wereldniveau, in de vorm van immigratiestromen richting het welvarende westen. Om daar slagvaardig mee om te kunnen gaan zijn de politieke partijen achterhaalde middelen. In plaats van de grote diversiteit aan genuanceerde oplossingen die 150 verschillende individuen in een Kamerdebat kunnen inbrengen, worden de standpunten nu per partij bepaald op een manier om een massa aan te spreken. En dan hebben we het over partijen waarvan er maar een handvol zijn en een massa die niet meer bestaat. Zo kan geen inhoudelijke discussie worden gevoerd. Er is een betere weg. Dankzij internet is het wel mogelijk om grote aantallen individuen met elkaar in debat te laten gaan. Het gaat dan niet om stemmen op politieke partijen via internet, het gaat om inhoudelijke bijdrages, meedenken en meepraten. De debatten op internet laten snel en duidelijk zien wat burgers als problemen ervaren. Zeker drie jaar voor de LPF ten tonele kwam, was het LPF-gedachtegoed al uitstekend vertegenwoordigd op internet in de nieuwsgroep nl.politiek. De massamedia en de politieke partijen daarentegen reageerden echter geschokt toen dit naar buiten kwam. Dat terugkeren naar de oude situatie onmogelijk is, is nog onvoldoende doorgedrongen bij de politieke partijen. De hausse rondom Pim Fortuyn maakte een belangrijke tekortkoming bij de politieke partijen en reguliere media duidelijk. Leiders zijn belangrijker dan ooit. Thema's brengen geen massa's meer in beweging. Alleen individuen met een aansprekend verhaal kunnen dat nog doen. Zolang de televisie het belangrijkste medium is om individuen te informeren zal daar weinig in veranderen. Politieke partijen doen vrolijk mee aan de persoonlijkheidscultus en denken dat het van levensbelang voor de partij is om de juiste personen met uitgekiende marketingcampagnes aan te prijzen. Puur om de inhoud kan het niet gaan, daar leent het medium zich niet voor. Om processen en ontwikkelingen 'in beeld' te brengen, is het woord en niet het beeld noodzakelijk. Bij voorkeur het geschreven woord, omdat dit ook de tijd laat voor reflectie bij de lezer. De mogelijkheden van internet worden in dit verband volledig genegeerd. Illustratief is een wereldberoemd internetexperiment waar politici niet van hebben geleerd. In 1994 werd in de aanloop naar de Amsterdamse gemeenteverkiezingen De Digitale Stad opgericht. Het doel was de kloof tussen politiek en burger te verkleinen door elke burger met een computer met modem toegang te geven tot een virtuele stad. Daar kon men onderling discussieren, informatie raadplegen en zelfs e-mail versturen. Burgers vonden het geweldig met elkaar te communiceren, en het vinden van informatie was ook handig. Politici grepen deze kans om in contact te treden met burgers niet aan. Ze waren trots op het initiatief, en het was mooi om burgers te informeren langs deze weg. Verder niet. Ook nu hebben politici de potentie van internet nog steeds niet begrepen. Ze zijn trots op hun eigen homepage en zijn onder de indruk van de e-mail (of hatemail) die ze ontvangen, maar ze zoeken de burgers niet zelf op. Op geen enkel webforum, in geen enkele nieuwsgroep stellen politici vragen aan burgers. Politici denken dat communiceren met burgers betekent dat je ze dingen moet vertellen of 'verkopen' via de massamedia. Luisteren doen ze alleen naar elkaar, naar lobbyisten, naar ambtenaren en naar de partijtop. Dan is het niet verwonderlijk dat de burger zich buitenspel gezet voelt als kijker naar de politieke soapserie. In zo'n positie kan je alleen maar hopen dat een uitgesproken personage voor wat leven in de brouwerij kan zorgen. Laat politici niet langer hun tijd verspillen met de strijd om de aandacht van de camera. Ze zijn hard nodig als leiders met visies voor de lange termijn. Het is aan de televisie om dat te vertalen in heldere taal. Het is de taak van de publieke omroep de burgers geinformeerd en betrokken te houden in plaats van het produceren van dagelijkse afleveringen van de politieke soap. De inhoudelijk geinteresseerden weten de details wel te achterhalen via internet en de geschreven pers. Dat te weinig mensen inhoudelijk geinteresseerd zouden zijn, is een illusie. Iedere burger is in bepaalde onderwerpen geinteresseerd wanneer zijn of haar professionele bestaan of directe levensomstandigheden afhangen van politieke beslissingen. Voor elk onderwerp is wel een bijbehorende discussie op internet te vinden of op te richten. Natuurlijk is het wel een probleem dat discussies op internet vaak discussies tussen gelijkgestemden zijn. Politieke discussies vertonen alle kenmerken van klassieke 'borrelpraat'. Het komen tot besluiten online is zelfs zo goed als onmogelijk. Zodra de uitkomst van een online discussie een daadwerkelijk gevolg krijgt, in het extreemste geval in de vorm van een online voorbereid wetsvoorstel, dan verandert de borrelpraat in een bruisende discussie van betrokkenen in een samenzwering. De uiteindelijke besluitvorming heeft plaats op de plek die daar voor is opgericht, de Tweede Kamer. Deelname aan een discussie is louter op inhoudelijke gronden gebaseerd en het overstappen naar een andere 'gelijkgestemden' is goed mogelijk zonder gezichtsverlies. Het is aan de volksvertegenwoordiger om te kiezen uit al deze discussies en opties, het is aan hem of haar om leiderschap te tonen. Het internet zou een Tweede Kamer' moeten opleveren zonder coalitievorming tussen partijen en zonder 'partijdiscipline', maar met 150 individuen die 'zonder last of ruggespraak' constructief denken en onderhandelen over de inrichting van dit land met de lange termijn voor ogen. De mannen en vrouwen die goed functioneren in deze omstandigheden, vertrouwen wekken met coherente langetermijnvisies kunnen rekenen op de meeste stemmen. De politicus die deelneemt aan het debat op internet, dat zo als een 'Derde Kamer' kan functioneren, hoeft geen rekening te houden met een of andere onduidelijke compromistekst die een partij voor desintegreren moet behoeden. Ieder heeft zijn eigen verkiezingsprogramma op een website staan en onderhoudt deze zelf. Op derdekamer.net komt dan een kieslijst met onafhankelijke kandidaten die zeven dagen per week in contact staan met hun achterban. Dat hoeft niet eng te zijn, zeker niet voor een volksvertegenwoordiger die vertrouwen in het volk heeft. R. Rustema is docent internetgeschiedenis en cultuur. 10 december 2002