Burger is beter af zonder politieke partijen

Alle plannen voor politieke vernieuwingen die de politieke partijen voorstellen zijn gebaseerd op het fundamenteel omgooien van de huidige praktijk met het doel de afschuw van de burger voor 'Den Haag' tegen te gaan. Maar er hoeft geen enkele wet doorgevoerd te worden om tegemoet te komen aan de wensen van de burger. De politieke partijen zelf zijn het probleem en moeten verdwijnen.

Een oplossing moeten we daarom ook niet verwachten van de huidige politieke partijen, noch van de professionele politieke critici die verwikkeld zijn in de huidige Haagse politieke structuren. Geobsedeerd door de verhoudingen tussen de huidige politieke partijen verliezen alle betrokkenen het zicht op wat er onder de oppervlakte aan de hand is.

De burger weet zelf ook niet goed hoe het dan wel precies verder moet. Men wacht de verkiezingen af en kiest uit het aanbod van het moment. Als er dan eens de kans is om op een individu te stemmen, zoals in het geval van Fortuyn of Wilders, grijpt een aanzienlijk deel van de burgers die. Omdat dit maar incidenten zijn die veel aandacht trekken worden deze 'uitlaatkleppen' van het politieke systeem disproportioneel groot waardoor ze de verleiding niet kunnen weerstaan zich tot een partij om te vormen om de aanhang te kunnen vertegenwoordigen. Die situatie is slechter dan een 'terug naar af' omdat ze onderontwikkelde, zwakke partijen zijn zonder gedegen programma.

De verschuivingen per verkiezing ('het afrekenen') zijn nu groot en zullen niet afnemen omdat de burger in dit systeem bij onvrede met zijn politieke partij moet kiezen voor een andere partij. Er is weinig om uit te kiezen omdat er maar een beperkt aantal partijen is die ook nog eens samen een coalitie moeten gaan vormen. Waar de burger voor stemt wordt door de afspraken in de coalitie ook nog eens sterk afgezwakt. Maar als zijn of haar stem voor de oppositie blijkt te zijn dan is dat een 'verloren' stem, want de oppositie is verdeeld en machteloos. Al met al weinig motiverend voor de burger.

Maximale keuze en een fijnmazige volksvertegenwoordiging is goed mogelijk met ons huidige evenredige politieke stelsel. Het enige wat moet veranderen zijn de spelregels in het parlement. Aangezien die niet in de (Kies)wet zijn vastgelegd kan dat vandaag nog veranderen:

Als duizenden kandidaat volksvertegenwoordigers over de volle breedte van het politieke spectrum opstaan dan wordt het aanvankelijk lastig om iemand de eerste keer te kiezen. De huidige, ervaren Kamerleden zijn dan in het voordeel. Maar als die nieuwe volksvertegenwoordigers daarna trouw blijven aan het zelf opgestelde verkiezingsprogramma, zullen burgers zich minder snel van hun distantiëren en zich beter vertegenwoordigd voelen. Bij acht miljoen stemmers heeft elke volksvertegenwoordiger enkele tienduizenden aanhangers. Eens in de vier jaar kan de kiezer dan evalueren of het bevalt of niet.

Het beleid zal minder stroperig en veel levendiger zijn, waarbij de input van de achterban de volksvertegenwoordiger zal sturen in plaats van de machtspolitieke strategiën van de politieke partij. Onbezonnenheid en populisme wordt voorkomen doordat er 150 onafhankelijke Kamerleden zijn die continue onderling over complexe afspraken moeten onderhandelen bij elke stemming in de Kamer en bevlogen inhoudelijke betogen moeten houden om daarmee anderen te overtuigen.

De Eerste Kamer krijgt een zware taak om toe te zien op de kwaliteit van een dergelijke productieve Tweede Kamer. Omdat specialismen niet haalbaar zijn voor individuele volksvertegenwoordigers zal het kabinet op hoofdlijnen aangestuurd moeten worden op basis van duidelijke, goed beargumenteerde, ideologische keuzes.


R. Rustema (MA)
docent communicatie
Amsterdam

Andere artikelen in deze reeks:

reinder.rustema.nl/gepubliceerd