Artikel 4. Onafhankelijkheid.
De verwerkelijking van het mensenrecht
om deel te nemen aan, bij te dragen tot en voordeel te hebben van de ontwikkeling
van onafhankelijke communicatiestructuren heeft nationale en internationale
steun nodig. Dit houdt in het steunen van de ontwikkeling van onafhankelijke
media; training voor professionele media werknemers; de ontwikkeling van
onafhankelijke en representatieve media vakorganisaties, en vakbonden en
de ontwikkeling en aanvaarding van internationale professionele kwaliteitseisen.
Artikel 5. Alfabetisme.
Iedereen heeft het recht de kennis
en vaardigheid te verwerven om volledig deel te nemen aan de openbare communicatie.
Dit betekent de ontwikkeling van de vaardigheid in lezen, schrijven, verhalen
vertellen; een kritisch media bewustzijn; computer alfabetisme en onderwijs
over de rol van communicatie in de samenleving.
Artikel 6. Bescherming
van journalisten.
Journalisten moeten volledig beschermd
worden door de wet, inclusief het internationale humanitaire recht, in
het bijzonder in gebieden van gewapend conflict. Ze moeten veilige en volledige
toegang hebben tot informatiebronnen en moeten zonodig rechtsbescherming
kunnen zoeken met behulp van de internationale gemeenschap.
Artikel 7. Recht op antwoord
en rectificatie.
Iedereen heeft het recht op antwoord
en mag compensatie eisen voor schade veroorzaakt door misleidende informatie
in de media. De betreffende personen moeten de mogelijkheid hebben om uitspraken
die op hen betrekking hebben en waarbij zij een gerechtvaardigd belang
tot rectificatie hebben, onverwijld te laten corrigeren. Correcties moeten
even prominent gepubliceerd worden als de oorspornkelijke uitlating. Overheden
moeten boetes opleggen wanneer een gerechtshof heeft geoordeeld dat sprake
is van bewezen schade en dat de informatie aanbieder met opzet onjuiste,
misleidende of schadelijke informatie heeft verspreid.
Artikel 8. Culturele identiteit.
Iedereen het recht op bescherming van zijn of haar culturele
identiteit.
Dit betekent dat expressies van die culturele eigenheid in
vrijheid plaats vinden en door anderen worden gerespecteerd.
Uitingen van de eigen culturele identiteit kunnen slechts
beperkt worden indien zij andere bepalingen uit dit handvest
schenden.
Artikel 9.. Diversiteit
van talen.
Iedereen heeft het recht zich te uiten en toegang te hebben
tot informatie in de eigen taal. Iedereen heeft er recht op
dat de eigen taal in openbare onderwijsinstellingen wordt
gebruikt en het recht om, waar nodig, geschikte voorzieningen
te creeeren voor de talen van minderheden.
Artikel 10. Deelname in
besluitvorming.
Iedereen heeft het recht om deel te
nemen in de politieke besluitvorming inzake de voorziening van informatie;
de ontwikkeling en het gebruik van kennis; het behoud, de bescherming en
de ontwikkeling van cultuur; de keuze en toepassing van communicatie technologieën
en de structuur en het beleid van de media-industrie.
Artikel 11. Rechten van
kinderen.
Kinderen hebben het recht op massa
media produkten, die ontwikkeld zijn om hun behoeften en interesses tegemoet
te komen en hun gezonde psychische, lichamelijke en emotionele ontwikkeling
te bevorderen. Ze moeten beschermd worden tegen schadelijke media produkten
en tegen commerciële vormen van uitbuiting zowel thuis als op school
en speelplaatsen. Overheden moeten stappen ondernemen om kwalitatief hoogstaande
culturele en ontspannende programmas, publikaties en computerspelletjes
te distribueren die speciaal geproduceerd worden voor kinderen en die toegankelijk
zijn in hun eigen talen.
Artikel 12. Cyberspace.
Iedereen heeft gelijkelijk het recht
tot toegang van cyberspace. Ieders recht op het gebruik van een open cyberspace,
op de vrijheid tot elektronische meningsuiting en de vrijwaring tegen elektronisch
toezicht en misbruik moet worden beschermd.
Artikel 13. Privacy.
Iedereen heeft het recht om beschermd te worden tegen de
ongeautoriseerde publikatie van irrelevante beschuldigingen;
de publikatie van prive foto's of van andere vormen van prive
communicatie of persoonlijke informatie in vertrouwen gegeven
of ontvangen. Gegevensbestanden die gebaseerd zijn op
persoonlijke gegevens of data ontleend aan de werksituaties of
handels en financiele transacties mogen niet zonder
toestemming van de betrokkenen gebruikt worden voor
commerciele belangen of vormen van partikulier of
overheidstoezicht. Landen moeten er echter voor zorgen dat de
bescherming van de privacy niet dan in uitzonderlijke
situaties het beginsel van de vrijheid van meningsuiting
schendt.
Artikel 14. Geweld.
Van de media mag geeist worden dat zij zich actief verzetten
tegen elke vorm van ophitsing tot geweld en ethnisch conflict
en tegen alle vormen van haat-propaganda op grond van ras,
geslacht, of nationaliteit. Geweld moet nooit als normaal,
"macho" of vermakelijk worden gepresenteerd in programmas
en publikaties. Daarentegen moeten de media de werkelijke
gevolgen van de uitoefening van geweld en alternatieven voor
gewelddadige oplossingen van conflicten laten zien.
Ook anderen vormen van geweld tegen de menselijke waardigheid
en integriteit moeten worden vermeden. Zoals de stereotiepe
beelden die de realiteit en complexiteit van levens vervormen.
De media moeten vermijden dat mensen op grond van hun sexe,
ras, klasse, nationaliteit, taal, sexuele geaardheid of
lichamelijke of geestelijke gesteldheid belachelijk worden
gemaakt, gebrandmerkt of gedemoniseerd worden.
Artikel 15. Rechtvaardigheid.
Van de media mag worden geeist dat zij bij de verslaggeving
van rechtszaken de normen van een eerlijke rechtsgang
respecteren. Dit houdt in dat de media niemand schuldig mogen
verklaren totdat een rechtbank het schuldig heeft
uitgesproken. Bovendien mogen zij geen inbreuk maken op de
privacy van beschuldigde personen of andere bij een rechtszaak
betrokkenen.
Gedurende een rechtszaak mogen TV-beelden daarvan niet worden
uitgezonden.
Artikel 16. Consumenten
Informatie.
Iedereen heeft het recht op bruikbare
en feitelijke consumenten informatie en moet beschermd worden tegen misleidende
reclame. De media moeten reclame die gepresenteerd wordt als nieuws of
amusement vermijden als ook de reclame voor ecologisch schadelijke produkten.
Met name reclame gericht op kinderen verdient kritische aandacht.
Artikel 17. Aansprakelijkheid.
De ondertekenaars van het Handvest zullen al diegenen die
verantwoordelijk zijn voor de verspreiding, het verzamelen,
de ontvangst, en het uitwisselen van informatie, meningen en
ideeen in hun samenleving aansprakelijk stellen voor de
naleving van de beginselen van dit Handvest.
Artikel 18. Uitvoering.
In overleg met degenen die het Handvest
ondertekenen, zullen nationaal en internationaal- afspraken worden gemaakt
om het Handvest in zoveel mogelijk landen en talen te publiceren en bewegingen
te organiseren die de naleving van het Handvest kunnen controleren, klachten
over schendingen van het Handvest kunnen behandelen, advies uitbrengen
over passende maatregelen bij gebleken juistheid van de klachten, procedures
voor periodieke inspectie te ontwikkelen en de verdere verandering en verbetering
van het Handvest kunnen ontwikkelen.
LITERATUUR
ANNEX
PCC, p/a Maatschappij voor Oude en
Nieuwe Media, Nieuwmarkt 4, 1012 CR Amsterdam, tel: 020-5579898, fax: 020-5579880 pccmaster@waag.org, gironummer Postbank: 62 17 066 t.n.v. ISOVE/PCC
|